Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Bijvoeglijke naamwoorden
1 / 32
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Basisschool
Middelbare school
In deze les zitten
32 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
lidwoorden
Er zijn 3 lidwoorden
de
het
een
Slide 2 - Tekstslide
zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naam woord is een woord waar je meestal een lidwoord voor moet zetten.
het huis
een stoel
de kinderen
Slide 3 - Tekstslide
zelfstandig naamwoord
Je kunt een zelfstandig naamwoord meestal in het enkelvoud en meervoud zetten.
het glas - de glazen
de school - de scholen
een bord - de borden
Slide 4 - Tekstslide
zelfstandig naamwoord
Je kunt een zelfstandig naamwoord vaak verkleinen.
de kasten - de kastjes
het papier - het papiertje
een lamp - het lampje
Slide 5 - Tekstslide
zelfstandig naamwoord
namen van personen (Dagmara, Hosam)
namen van plaatsen (Amsterdam, Bladel)
namen van bedrijven (Nike, Apple)
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
de
B
hondjes
C
blaffen
D
altijd
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
maar
B
het
C
lopen
D
citroen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Muaataz
B
Reusel
C
probeer
D
koffie
Slide 9 - Quizvraag
De oude trein rijdt naar Heerlen.
schrijf hieronder de zelfstandige naamwoorden
Slide 10 - Open vraag
Wat is een lidwoord?
A
morgen
B
liefde
C
hij
D
het
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen lidwoord?
A
en
B
een
C
de
D
het
Slide 12 - Quizvraag
De leuke jongen heeft een nieuwe scooter gekregen.
Schrijf de lidwoorden hieronder.
Slide 13 - Open vraag
het blauwe boek
'het' is een
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
werkwoord
Slide 14 - Quizvraag
het mooie liedje
'liedje' is een
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
werkwoord
Slide 15 - Quizvraag
Het bijvoeglijke naamwoord....
- zegt iets over een
zelfstandig naamwoord.
de snelle auto --> de auto is snel
de bruine tafel --> de tafel is bruin
of.......
Slide 16 - Tekstslide
bijvoeglijke naamwoorden
de leuke, vrolijke docent --> de docent is leuk en vrolijk
Slide 17 - Tekstslide
De lieve jongen gaat naar school.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
jongen
B
de
C
school
D
lieve
Slide 18 - Quizvraag
Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
het
B
oude
C
huis
D
berg
Slide 19 - Quizvraag
De grappige man loopt naar de grote bibliotheek.
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
grappige, man
B
grappige, loopt
C
grappige, grote
D
grote, bibliotheek
Slide 20 - Quizvraag
Het lieve kind wil een nieuwe fiets.
Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden hieronder
Slide 21 - Open vraag
Bijvoeglijke naamwoorden
schrijven
Slide 22 - Tekstslide
de-woorden
de lekkere hamburger
een lekkere hamburger
Slide 23 - Tekstslide
Dus...
bij
de-woorden
schrijf je bijvoeglijk naamwoorden altijd met een 'e'.
de grappig
e
reclame een grappig
e
reclame
de nieuw
e
helm een nieuw
e
helm
de spannend
e
film een spannend
e
film
Slide 24 - Tekstslide
het-woorden
het vieze T-shirt
een vies T-shirt
Slide 25 - Tekstslide
dus......
geen 'e' als er voor een het-woord 'een' staat.
het mooi
e
boek een mooi
boek
het leuk
e
meisje een leuk
meisje
het geweldig
e
feest een geweldig
feest
Slide 26 - Tekstslide
Even oefenen
Slide 27 - Tekstslide
het ......... kind --> (klein)
Slide 28 - Open vraag
de ..... auto --> (zwart)
Slide 29 - Open vraag
een ..... bord --> (wit)
Slide 30 - Open vraag
een ..... deur --> (klein)
Slide 31 - Open vraag
Welk bijvoeglijk naamwoord past bij jou?
Slide 32 - Open vraag