Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Verschil bijwoord en bijvoeglijk naamwoord

Wat gaan we doen vandaag?
We bespreken het verschil tussen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord:
  • herhaling van de theorie
  • oefenen


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
We bespreken het verschil tussen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord:
  • herhaling van de theorie
  • oefenen


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een bijwoord...
  • zegt iets over een werkwoord
  • zegt iets over een bijvoeglijknaamwoord
  • zegt iets over een ander bijwoord




















Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Een bijwoord zegt iets over een werkwoord


  • Hij typt snel een berichtje.
  • Max Verstappen kwam erg hard aanrijden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord



  • Dat is een erg mooi boek!
  • De Toermalijn is een heel klein  schooltje.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Een bijwoord zegt iets over een ander bijwoord



  • Dat is een heel erg mooi boek!
  • In mijn vrije tijd kijk ik onwijs veel series.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Een bijwoord geeft een tijd aan.



  • Nu wil ik een koekje!
  • Het huiswerk van morgen is...

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Het bijwoord geeft een plaats aan


  • Daar is de nieuwe mediatheek.
  • Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat je weet over bijwoorden?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin waarin een bijwoord bij een ander bijwoord is gebruikt

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het bijwoord/zijn de bijwoorden in de zin

Hij heeft zijn toets bijzonder slecht gemaakt.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het bijwoord/de bijwoorden uit de zin.
"Op het grote plein bij de kerk wordt door de jeugd dagelijks geskatet."

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het bijwoord/bijwoorden

"Ik loop ontzettend snel."

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het bijwoord/de bijwoorden in de onderstaande zin.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het bijwoord/de bijwoorden in de onderstaande zin.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bijvoeglijk naamwoord

vertelt meer over een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bijvoeglijk naamwoord...

staat meestal in de buurt van een zn


heeft een korte en een lange vorm   


kent de trappen van vergelijking       




de groene appel - de appel is groen - de groene
sterk - sterke  /  zwart - zwarte
gaaf - gaver - gaafst

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

  • Het gouden horloge
  • Een papieren tas
  • De zijden bloemen
  • De houten tafel


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord


(verven)         - het geverfde huis

(ontdooien)  - de ontdooide maaltijd

(ontwerpen) - het speciaal ontworpen toestel

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de spellingsregel?

Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord ....

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bijvoegelijke naamwoorden?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

:
Maak een zin met het werkwoord 'kopiΓ«ren'
als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

:
Maak een zin met het werkwoord 'verkleden'
als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • De marathonloper rent snel naar de finish.
  • De snelle marathonloper finisht.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • De marathonloper rent snel naar de finish.
  • De snelle marathonloper finisht.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Studenten hoeven niet te weten wat bijwoord van graad is, kunnen onthouden 'bjiwoord'.
Bedenk een zin met een bijwoord van tijd.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met het woord 'heel' als bijwoord.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

Met die SCHERPE klauwen jaagt een kat goed.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

Deze kat vangt SNEL muizen.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

De kleine turnster springt EXTREEM hoog.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

De opdracht was heel leuk. Heel?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

De blauwe racefiets is mijn snelste. Snelste
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

Gisteren gooide de topsporter zijn persoonlijke record.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een moeilijke opdracht. Moeilijke?

A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een nare, moeilijke opdracht. Nare?

A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een erg moeilijke opdracht. erg?

A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het grote verschil tussen een bijwoord
en een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet nu het verschil tussen een
bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord!
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 48 - Poll

Deze slide heeft geen instructies