Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Oefentoets pedagogisch klimaat - PW

Oefentoets pedagogisch klimaat - PW
  Oefenvragen quiz
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
MWBMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefentoets pedagogisch klimaat - PW
  Oefenvragen quiz

Slide 1 - Tekstslide

Elk kinderdagverblijf heeft een pedagogisch beleidsplan.
Welke uitspraken over het pedagogisch beleidsplan zijn juist?
A
Elk kinderdagverblijf heeft hetzelfde pedagogisch beleidsplan.
B
In het pedagogisch beleidsplan staat hoe het kinderdagverblijf denkt over opvoeden, normen en waarden.
C
Het pedagogisch beleidsplan is alleen in te zien door medewerkers en niet door ouders.
D
Het pedagogisch beleidsplan helpt medewerkers om volgens de visie van het kinderdagverblijf te werken.

Slide 2 - Quizvraag

Sinds de ouders van Dani gescheiden zijn, is hij erg opstandig tegen volwassenen. Hij is brutaal, luistert slecht en heeft veel ruzie met vriendjes. Dit gedrag herkennen de begeleiders niet vanuit het verleden.
Waar is hier sprake van?
A
Een gedragsprobleem
B
Een ontwikkelingsstoornis
C
Een psychische stoornis
D
Een gedragsstoornis

Slide 3 - Quizvraag

Binnen de kinderopvang en het onderwijs is samenwerken van belang. Je werkt in je eigen groep nauw samen met je collega, maar ook met je collega's binnen het dagverblijf en de school.
Wat versta je binnen teamsamenwerking onder 'omgaan met diversiteit'?
A
Open staan voor andere manieren van werken
B
Omgaan met meningsverschillen
C
Zorgen dat iedereen hetzelfde doet
D
Verschillen signaleren en zorgen dat deze niet meer voorkomen

Slide 4 - Quizvraag

Je werkt in kinderdagverblijf Okido. Vijf peuters in jouw groep worden 4 jaar en gaan binnenkort naar de basisschool. De kinderen mogen al een paar ochtenden in de kleuterklas op bezoek. Er kunnen afspraken gemaakt worden welke ochtenden dit gaat gebeuren.
Wat doe jij?
A
Je maakt afspraken met de onderwijzer om met de kinderen op bezoek te gaan.
B
Dat laat je aan de ouders en de onderwijzer van de basisschool over, dat is hun taak.
C
In overleg met de ouders/verzorgers maak je afspraken over de te plannen bezoekjes.

Slide 5 - Quizvraag

Je kan activiteiten op verschillende manieren organiseren. Daarbij kies je een organisatievorm die het best past bij wat je wilt bereiken (doel), de groep (beginsituatie) en de beschikbare ruimte.

Welke organisatievorm past het beste bij de activiteit: Voorlezen
A
Roulatiesysteem
B
Hoekenwerk
C
Tafelgroep
D
Kring

Slide 6 - Quizvraag

Je kan activiteiten op verschillende manieren organiseren. Daarbij kies je een organisatievorm die het best past bij wat je wilt bereiken (doel), de groep (beginsituatie) en de beschikbare ruimte.

Welke organisatievorm past het beste bij de activiteit: Een knutselwerkje maken
A
Kring
B
Hoekenwerk
C
Tafelgroep
D
Roulatiesysteem

Slide 7 - Quizvraag

Je kan activiteiten op verschillende manieren organiseren. Daarbij kies je een organisatievorm die het best past bij wat je wilt bereiken (doel), de groep (beginsituatie) en de beschikbare ruimte.

Welke organisatievorm past het beste bij de activiteit: Winkeltje spelen
A
Tafelgroep
B
Hoekenwerk
C
Roulatiesysteem
D
Kring

Slide 8 - Quizvraag

Je kan activiteiten op verschillende manieren organiseren. Daarbij kies je een organisatievorm die het best past bij wat je wilt bereiken (doel), de groep (beginsituatie) en de beschikbare ruimte.

Welke organisatievorm past het beste bij de activiteit: Verschillende bewegingsactiviteiten
A
Roulatiesysteem
B
Hoekenwerk
C
Tafelgroep
D
Kring

Slide 9 - Quizvraag

Wat is waar over de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling?
A
Professionals zijn verplicht om bij licht vermoeden direct met zowel slachtoffer als pleger in gesprek te gaan.
B
Professionals zijn verplicht om al bij een eerste vermoeden de politie in te schakelen.
C
Professionals zijn verplicht om signalen van huiselijk geweld zorgvuldig in kaart te brengen.
D
Professionals zijn verplicht om altijd in overleg met andere professionals beslissingen te nemen en dit nooit alleen te doen.

Slide 10 - Quizvraag

Je werkt op een kinderdagverblijf en de éénjarige Brent is uit zijn bedje gevallen, omdat het rekje niet goed dicht zat. De dokter is met toestemming van de moeder gebeld en Brent heeft alleen een bult op zijn hoofd. Moeder gaf aan dat ze vindt dat een pm'er het nieuws aan de vader moet vertellen. Jij belt de vader van Brent om hem te vertellen wat er gebeurd is.
Welk gespreksstrategie zou je in bovenstaande situatie inzetten?
A
Met zoveel mogelijk oplossingen komen om de situatie aan te pakken.
B
Begrip tonen voor de emoties die het slechte nieuws oproept.
C
Meegaan in de emoties van je gesprekspartner.
D
Duizendmaal excuses aanbieden.

Slide 11 - Quizvraag

Meldcode kindermishandeling.
Medewerkers in de kinderopvang en basisscholen moeten werken met de meldcode kindermishandeling.
Jij bent stagiaire en/of medewerker in opleiding.
Als jij signalen opvangt van kindermishandeling of huiselijk geweld, wordt er van jou verwacht dat je:
A
Deze signalen doorgeeft aan de pedagogisch medewerker/leerkracht.
B
Advies vraagt aan een deskundige collega/aandachtsfunctionaris kindermishandeling.
C
Zo nodig advies vraagt aan Veilig Thuis.
D
Zorgt dat je zelf met het kind in gesprek gaat.

Slide 12 - Quizvraag

Hadid (3 jaar) gaat op maandag naar kinderdagverblijf 't Zonnetje. Elke maandag geeft Hadid aan er niet heen te willen. Hij doet dit door te huilen en op de grond te gaan liggen. De ouders van Hadid vinden het vreselijk dat zij hun zoon zo zien en voelen zich schuldig. Zij hebben een gesprek met jou aangevraagd om dit te bespreken.
Wat voor soort gesprek kun je in deze situatie het beste met de ouders van Hadid voeren?
A
Helpend gesprek
B
Informatief gesprek
C
Slecht nieuwsgesprek

Slide 13 - Quizvraag

Lees onderstaande situatie:
De pedagogisch medewerker vraagt aan een kind: ‘Wat denk je dat er gebeurt als we dit knuffelbeest inwater doen?’ Het kind antwoordt: ‘Het drijft!’
Welke vragen kun je stellen om het denkproces bij het kind te stimuleren?
A
Waarom denk je dat
B
Hoe kan je dat proberen
C
'Zal het knuffelbeest niet zinken?'
D
'Kan het knuffelbeest dan zwemmen?'

Slide 14 - Quizvraag

De peuters Sander en Jip van 2,5 jaar spelen met de blokken. Jip vraagt aan Sander: 'Mag ik van jou het rode blokje?' Sander pakt een blauw blokje en geeft het aan Jip. Jip wordt heel boos en gooit het blauwe blokje naar Sanders hoofd. Sander begint hard te huilen.
Welke verklaring past het beste bij deze situatie?
A
Jip heeft mogelijk een ontwikkelingsvoorsprong.
B
Sander heeft mogelijk een verstandelijke beperking.
C
Jip loopt mogelijk achter sociaal emotioneel
D
Sander wil Jip plagen door het verkeerde blokje te geven.

Slide 15 - Quizvraag

Op een kindercentrum worden ook niet-kindgebonden taken uitgevoerd, zoals beheertaken en coördinerende taken.
Welke taken zijn beheertaken?
A
Een activiteitenplanning maken.
B
Een activiteitenbegroting maken.
C
Een rooster maken voor de inzet van ouders bij het zomerfeest.
D
Het boekenpakket voor het nieuwe thema bij de bibliotheek regelen.

Slide 16 - Quizvraag

De ouders van Rens (bijna drie jaar) zijn twee weken met vakantie geweest en moeder vertelt je met de overdracht het volgende:

'Wij zijn aan het oefenen met de zindelijkheid van Rens. Ik heb al dagen zijn luier uit. Ik vraag regelmatig of hij moet plassen en zet hem regelmatig op het potje, maar er is nog nooit een plas gekomen. Hij lijkt zijn plas gewoon eindeloos op te houden. Gisteren vijf uur zonder plas, terwijl hij veel had gedronken. Na vijf uur liep hij naar buiten en plaste hij in zijn broek. Hij vindt dit niet heel vervelend. Op de wc wil hij ook niet, met onderbroek aan op het potje komt er ook niks. Wat zouden jullie doen?'
A
Vertel hem regelmatig dat luiers voor baby's zijn en hij al groot is.
B
Rens is bang voor de wc. Stop voorlopig met de training
C
Ga samen met Rens een boekje lezen over op het potje gaan
D
We gaan het samen gewoon doorzetten.

Slide 17 - Quizvraag

De ouders van Bram (vier maanden) wonen nog maar kort in hun nieuwe woonplaats. Ze willen graag samen met Bram iets met muziek doen. Welk advies kun je de ouders geven?
A
Zing vooral zelf liedjes.
B
Bram is nog te jong, je kunt starten vanaf één jaar.
C
Je kunt het vragen bij de muziekschool.
D
Er bestaan cursussen 'muziek op schoot' voor ouders en kinderen.

Slide 18 - Quizvraag

Een van de interactievaardigheden is 'sensitieve responsiviteit'. Hierdoor heb je de mogelijkheid om het gevoel van veiligheid bij kinderen te vergroten. Om een sensitieve respons te kunnen geven, moet je sensitief zijn.
Wat wordt bedoeld met sensitief?
A
Oog hebben voor de signalen van het kind, deze en begrijpen.
B
Een reactie geven op het kind en de situatie.
C
Respect voor wie het kind is, voor de eigenheid van het

Slide 19 - Quizvraag

De 2,5-jarige Suusje hoest regelmatig, heeft wat waterige ogen en ligt vaak in de kussenhoek. Je neemt voor de zekerheid haar temperatuur op met de oorthermometer. De thermometer geeft 37,4°C aan.
Suusje heeft:
A
Een normale temperatuur
B
Wat verhoging
C
Koorts

Slide 20 - Quizvraag

Eefje is 5 jaar en heeft al enige tijd uitslag op haar huid in de vorm van kleinere en grotere roze/rode vlekjes. Het is begonnen met rode wangen met grillige, roze/rode vlekjes. De uitslag breidt zich uit naar haar romp, billen, armen en benen. De kleinere vlekjes vloeien geleidelijk in elkaar over en vormen grotere vlekjes. Eefje heeft lichte verhoging, maar voelt zich verder niet ziek. Af en toe heeft ze jeuk.
Aan welke kinderziekte denk je?
A
Zesde ziekte
B
Vijfde ziekte
C
Waterpokken

Slide 21 - Quizvraag

De moeder van de tweejarige Bobbie vertelt dat hij plotseling hoge koorts kreeg en dat de koorts vier dagen aangehouden heeft. De koorts is nu gezakt en Bobbie heeft kleine lichtrode, niet jeukende vlekjes op zijn romp. De klieren in zijn hals en achter zijn oren zijn opgezet.
A
Zesde ziekte
B
Vijfde ziekte
C
Waterpokken

Slide 22 - Quizvraag

Steffie is al een paar dagen hangerig en verkouden. Tijdens het verschonen, voelt ze warm aan en zie je rode vlekjes met vocht gevulde blaasjes op de buik, de billen en in het gezicht. Ze krabt regelmatig aan de vlekjes.
A
Zesde ziekte
B
Vijfde ziekte
C
Waterpokken

Slide 23 - Quizvraag

Als kleuters 'doktertje spelen', kan dit bij volwassenen een schrikreactie oproepen: 'Dat doen we niet hoor! Trek je kleren maar gauw aan !'
Waarom spelen kleuters graag doktertje?
A
Ze zien het andere kinderen ook doen.
B
Ze komen net bij het consultatiebureau vandaan.
C
ze zijn nieuwsgierig en verkennen hun lichaam.
D
Kleuters vinden het spannend om andere kleuters te prikken

Slide 24 - Quizvraag

De visie van Emmi Pikler:
De baby is al bij zijn geboorte uitgerust met het vermogen tot communiceren en leren. De volwassene hoeft slechts de voorwaarden te scheppen, waaronder dit potentieel en de autonomie van het kind tot bloei kunnen komen.
Wat is een van de centrale punten van de visie van Emmi Pikler?
A
De spel- en bewegingsontwikkeling
B
De cognitieve ontwikkeling
C
De motivatie theorie
D
De klassieke conditionering

Slide 25 - Quizvraag

Je nieuwe collega op de babygroep zegt: "Ik vind het moeilijk als baby's huilen en ik ze niet snel stil krijg. Hoe kan ik daar het beste mee omgaan?"
Wat is je antwoord?
A
vervelend als we de baby's niet snel stil krijgen
B
laat ze dan maar even geef er niet te veel aandacht aan.
C
Huilen is een signaal van de baby, zo communiceren ze

Slide 26 - Quizvraag

In de dreumesgroep krijgen de kinderen om 15.00 uur een bakje yoghurt. Amalia en George zijn 16 maanden oud. Na drie happen met de lepel stoppen ze hun handen in het bakje en wrijven de yoghurt over de tafel. Ze slaan op de yoghurt wrijven de handen tegen elkaar en af en toe likken ze de yoghurt van de tafel.
Mogen deze kinderen knoeien/spelen met hun eten?
A
Nee, ze moeten direct leren dat eten geen speelgoed is.
B
Nee, ze moeten meteen leren hoe je met een lepel eet.
C
Ja, spelen met eten bevordert dat ze later veel meer lusten.
D
Ja, spelen met eten bevordert de kennis van kinderen.

Slide 27 - Quizvraag

Eén van deze stromingen is het behaviorisme. Twee voorbeelden van behavioristen zijn Pavlov en Skinner.
Waar ligt bij het behaviorisme de nadruk op?
A
Onderzoek naar beïnvloeding van gedrag.
B
Onderzoek naar de werking van hersenen.
C
Onderzoek naar de beste manier van opvoeding.

Slide 28 - Quizvraag

Sara van 11 maanden heeft koorts. Haar moeder heeft een temperatuur gemeten van 38˚C. Sara heeft gisteren haar 3e DKTP- inenting gehad. Ondanks de koorts maakt ze een redelijk fitte en heldere indruk. Ze wil spelen en lacht naar je.
Mag Sara naar de opvang komen?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Er zijn verschillende pedagogen, psychologen en onderwijskundigen die allemaal eigen ideeën hebben over de ontwikkeling van het kind. Deze ideeën kom je vaak tegen in de visie van een kinderopvang of buitenschoolse opvang.
Bij wie past de volgende uitleg: 'Ieder mens doorloopt een leerproces met fases om uiteindelijk een eigen identiteit te bereiken. In elke fase is er een persoonlijke strijd.'
A
Lev Vygotsky
B
Erik Erikson
C
Emmi Pikler
D
Thomas Gordon

Slide 30 - Quizvraag

Bij welke pedagoog past de volgende uitleg: 'Het is belangrijk om effectief te communiceren met kinderen. Dit doe je onder andere door actief te luisteren en te praten vanuit de ik-boodschap.'
A
Lev Vygotsky
B
Emmi Pikler
C
Erik Eriksson
D
Thomas Gordon

Slide 31 - Quizvraag

Jort ( 2 jaar ) is net door zijn moeder naar het kindcentrum gebracht.
Na het eten en drinken vraagt de pedagogisch medewerker de kinderen om in de kring te komen. Jort wil niet komen.
Op welke manier kun je het beste reageren in deze overgangssituatie?
A
Laat Jort maar even. Hij trekt vanzelf weer bij.
B
Je gaat naar Jort toe en neemt hem mee in de kring.
C
Je vertelt Jort wat er gaat gebeuren.

Slide 32 - Quizvraag

Een koortsstuip duurt nooit langer dan
A
30 seconden
B
5 minuten
C
15 minuten

Slide 33 - Quizvraag

Joep van 18 maanden ligt bewegingloos is zijn bedje. Je ziet dat hij gebraakt heeft. Hij ademt niet. In zijn mond en keel zie je geen braaksel zitten.
Wat doe je als eerste? Je laat iemand 112 bellen en
A
geeft Joep 5 beademingen.
B
geeft Joep 10 beademingen.
C
geeft Joep 5 borstcompressies.
D
geeft Joep 10 borstcompressies.

Slide 34 - Quizvraag

Je werkt op een peuterspeelzaal en je ziet dat twee peuters (beiden bijna vier jaar) met dezelfde fiets willen spelen. De peuters krijgen ruzie met elkaar. Je loopt naar de kinderen toe en vraagt aan hen hoe de situatie opgelost kan worden.

De peuters bedenken samen met de pedagogisch medewerker dat ieder kind één rondje mag maken en dat er dan steeds gewisseld wordt. Bij welke pedagoog hoort deze oplossing?
A
Thomas Gordon.
B
Loris Malaguzzi.
C
Emmi Pikler.

Slide 35 - Quizvraag

'Er hangen veel spiegels op ooghoogte van de kinderen, zodat ze zichzelf kunnen zien en herkennen. Elk kind heeft een eigen afbeelding die terugkomt op zijn laatje, stoeltje en kapstok. Dit symbool staat ook op zijn kleding. Op het kindercentrum is er veel ruimte om creatief bezig te zijn, waarbij de kinderen in kleine groepen werken. Vaak is er op dat moment een kunstenaar aanwezig om hen te stimuleren'.
Bij welke pedagogische opvatting past bovenstaande inrichting?
A
Loris Malaguzzi.
B
Emmi Pikler.
C
Thomas Gordon.

Slide 36 - Quizvraag

Bij welke pedagoog horen de volgende uitgangspunten?
Respect voor autonomie
Maximale aandacht tijdens de verzorging
A
Loris Malaguzzi.
B
Janusz Korczak.
C
Emmi Pikler.

Slide 37 - Quizvraag

Jochem (3 jaar) klimt op de tafel en wil eraf springen. Hij glijdt uit en valt met zijn achterhoofd op de punt van het fornuisje. Hij heeft een gapende (1 cm breed) hoofdwond die flink bloedt.
Hoe kun je voorkomen dat Jochem in deze situatie zo'n hoofdwond krijgt?
A
Hem verbieden om op een tafel te klimmen.
B
Het fornuisje voorzien van afgeronde hoeken.
C
Dat kan niet, omdat overal wel wat gebeurt.
D
De ARBO-dienst inschakelen.

Slide 38 - Quizvraag

Mensen hebben veel verschillende behoeften. Maslow heeft deze behoeften ingedeeld in 5 niveaus via een piramide. Hij gaat ervan uit dat sommige behoeften eerder vervuld moeten worden dan andere behoeften.

Volgens de behoeftepiramide van Maslow heeft een kind behoefte aan veiligheid en zekerheid.
Hoe kan een pedagogisch medewerker of onderwijsassistent onder andere in deze behoefte voorzien?
A
De dag indelen volgens een vaste structuur.
B
aanmoedigen om met andere kinderen samen te spelen
C
Veel complimenten geven als een kind iets goed doet.
D
Zorgen voor voldoende voeding en rustmomenten.

Slide 39 - Quizvraag

Filosoferen met kinderen bevordert de denk- en taalontwikkeling.
Is bovenstaande stelling juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quizvraag