Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

11.07.24 - Les 2

Goedemorgen Nayanko!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen Nayanko!

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Hoe is jullie dag?⌚5 Min.
  • Smalltalk: Boodschappen doen ⌚20 Min.
  • Uitspraak ⌚15 Min.
  • Pauze ⌚10 Min.
  • De getallen, de (jaarge)tijden, de maanden, de kleuren en de (feest)dagen ⌚20 Min.
  • Gesprek voeren in de supermarkt⌚15 Min.
  • Afronden ⌚5 Min.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gaat het met je vandaag?

Slide 3 - Tekstslide

Smalltalk: Boodschappen doen

Slide 4 - Tekstslide

Thema: Uitspraak

Slide 5 - Tekstslide

Tips om uitspraak te verbeteren
  • Veel Nederlandse tv en radio bekijken/beluisteren
  • Luisteren naar native-speakers en herhalen wat ze zeggen
  • Hardop lezen 
  • Gebruik online tools/app om jouw uitspraak te verbeteren

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

The Dutch Language
  • Klinkers (vowels)
  • Medeklinkers (consonants)
  • Specifieke klanken 
  • Klemtoon (stress)

Slide 8 - Tekstslide

Klinkers (Vowels)
  • Kort; a, e, i, o, u (zoals in "kat", "pet", "kip", "pot", "bus").
  • Lang: aa, ee, ie, oo, uu (zoals in "maan", "neef", "lief", "boon", "duur").
  • Diftongen: ei/ij, ou/au, ui (zoals in "mijn", "koud", "huis").

Medeklinkers (Consonants)
  • Zacht: b, d, g, v, z (zoals in "boom", "dag", "goed", "vader", "zout").
  • Hard: p, t, k, f, s (zoals in "pen", "tas", "kat", "fiets", "ster").

Slide 9 - Tekstslide

Specifieke klanken
  • ch/g: De "ch" en zachte "g" worden uitgesproken zoals de "ch" in het Schotse "loch".
  • r: De "r" kan rollend zijn of achter in de keel worden uitgesproken.
  • sch: Uitgesproken als "s" gevolgd door een zachte "ch" (zoals in "school").
  • j: Uitgesproken als een Engelse "y" (zoals in "yes").

Klemtoon (Stress)
  • In Nederlandse woorden ligt de klemtoon vaak op de eerste lettergreep, maar er zijn uitzonderingen.
  • Bijvoorbeeld: "vader" (VÁ-der), "vergeten" (ver-GÉ-ten).

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen..

Slide 11 - Tekstslide

Een kleine oefening..
1. Schrijf op welke naam je hoort

2. Spel jouw eigen naam

Slide 12 - Tekstslide

Pauze (10 Min.)

Slide 13 - Tekstslide

De getallen

Slide 14 - Tekstslide

Oefening
1. Schrijf op welk getal je hoort.

2. Wanneer ben je geboren?

Slide 15 - Tekstslide

Thema: De Tijd

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Dagen en maanden

Slide 19 - Tekstslide

Feestdagen

Slide 20 - Tekstslide

Welke Nederlandse feestdagen kennen jullie al?

Slide 21 - Woordweb

1. **Nieuwjaarsdag** - New Year's Day
2. **Pasen** - Easter
   - **Eerste Paasdag** - Easter Sunday
   - **Tweede Paasdag** - Easter Monday
3. **Koningsdag** - King's Day
4. **Dodenherdenking** - Remembrance Day
5. **Bevrijdingsdag** - Liberation Day
6. **Hemelvaartsdag** - Ascension Day

7. **Pinksteren** - Pentecost
   - **Eerste Pinksterdag** - Pentecost Sunday
   - **Tweede Pinksterdag** - Pentecost Monday
8. **Kerstmis** - Christmas
   - **Eerste Kerstdag** - Christmas Day
   - **Tweede Kerstdag** - Boxing Day (literally "Second Christmas Day")


Slide 22 - Tekstslide

Next week (30.07): Basis NL'se taal

Slide 23 - Tekstslide