Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Training Leesvaardigheid

Training Leesvaardigheid
Handvatten voor je examen


1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Training Leesvaardigheid
Handvatten voor je examen


Slide 1 - Tekstslide

Examen verwachting

Als je als leerling in grote lijnen het verhaal van de teksten kan volgen:

> een voldoende

> inzicht in details = hoger cijfer / niveau

Slide 2 - Tekstslide

Opbouw Examen
In de regel:
Gemakkelijke beginteksten,
Moeilijkere middenteksten,
Eenvoudiger eindteksten.

Houd hiermee rekening bij je tijdsplanning

Slide 3 - Tekstslide

Vragen op 3 niveaus
  1. Macro-niveau: vragen over (hoofdgedachte van) de hele tekst.

  2. Meso-niveau: vragen over verband tussen alinea’s.

  3. Micro-niveau: vragen over inhoud van alinea of zin.


Slide 4 - Tekstslide

Macro-niveau
How would you describe the author’s tone?
  • Sarcastic
  • Ironic
  • Dissatisfied
  • Indifferent

Slide 5 - Tekstslide

Meso-niveau
In which other paragraph does the writer express his personal opinion? If he does not, write down the answer ‘niet’

Slide 6 - Tekstslide

Micro-niveau
Which word fits the gap based on the context of the sentence ?
  • Ridiculed
  • Praised
  • Confused
  • Abused

Slide 7 - Tekstslide

Soorten vragen
  • vooral ABCD:
  • grote lijnen (macro niveau),
  • inhoud alinea's (meso niveau),
  • signaalwoorden (micro niveau),

    ..... daarna gatenvragen en open vragen

Slide 8 - Tekstslide

Examenvragen
  • De mening(en) van experts (voornamelijk bij vwo examens)
  • De functie van voorbeelden kunnen benoemen
  • Romantekst (pagina uit een roman met vragen)
  • Tekst over recente gebeurtenissen (loop van 20/21/22)
  • Politiek Engelssprekende landen

Slide 9 - Tekstslide

Wat kan ik het beste doen tussen nu en mijn Engels eindexamen?
- Ken de Signaalwoorden

- Ken je Woordjes

- Ken de Vraagsoorten

- Oefenen, oefenen, oefenen

Slide 10 - Tekstslide

Hoe kan ik oefenen?
Minstens 3 oefenexamens om te wennen aan de vraagstelling en tijdsplanning!
– online examens TV 1 en TV2 van 2008 tot 2018 ,

– alle oude examens (voor elke vak)
– jaar selecteren
– teksten, vragen uitprinten en zelf checken.

  • Examenbundel op papier van je docent
- Examenvragen met uitwerkingen en tips

Gebruik de stappenplannen per vraagsoort verder op in deze LessonUp tijdens het oefenen

Slide 11 - Tekstslide

Welke Engelse signaalwoorden
ken je al?

Slide 12 - Woordweb

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
To praise
To criticize
For instance
Uitbreiding/Opsomming
Gevolg/Conclusie
Ondersteunen (positief)
Tegenstelling
Voorbeelden

Slide 13 - Sleepvraag

He should not be doing this job, ... he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaal woord in de tekst geeft een tegenstelling aan?

Slide 15 - Open vraag

Signaalwoorden
Zorg dat je:
A) signaalwoorden herkent
B) Weet welk verband ze aangeven
C) Hoe je ze in een zin gebruikt
D) LEER JE SIGNAALWOORDEN!!!!!



Quizlet lijst - klik op deze link voor een Quizlet lijst van signaal, functie en basiswoorden.  Vooral de functie en signaal woorden leren van EN naar NE helpt je beter vragen begrijpen en scheelt tijd met opzoeken van moeilijke woorden.

Slide 16 - Tekstslide

Tips vlak voor het examen:

Slide 17 - Tekstslide

Tijdens het examen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Algemeen aanpak
LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!! 

1. Wat is het onderwerp van de tekst? Wat is de titel van de tekst? Zijn er afbeeldingen? Activeer je voorkennis
2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen
3. Wat voor soort vraag is het? : gaat het om de hoofdlijn of om detailvragen  (macro-meso-microniveau)?
4.  Wat is de kern van de vraag? En welk type vraag is het?
ABCD/gaten/open/bewering?
5.  Welke gegevens uit de tekst heb ik nodig voor een antwoord? Werk met tekstmarkeerders!
6.  Moet ik de hele tekst lezen of alleen een deel?
7.  Moet ik intensief lezen of globaal?
8.  Zijn er woorden die ik niet ken en die ik niet kan afleiden of raden? Zijn deze
    belangrijk? Zoek woorden pas op als je de vraag niet kunt beantwoorden
9. ALTIJD EEN ANTWOORD INVULLEN!

Zie verder in deze LessonUp voor specifieke aanpakken voor verschillende vraagsoorten!



Slide 21 - Tekstslide

Woordenboek gebruik
1= Engelse woord
2 =fonetisch uitspraak
3 =betekenis één , betekenis II
4 = woordsoort – hier zelfstandignaamwoord of werkwoord
5 = waar je woord die je zoekt plaatst.
6 = a) b) c) verschillende betekenissen van de       woordsoort
EERSTE BETEKENIS IS DUS NIET AUTOMATISCH DIE ENE DIE JIJ NODIG HEBT!

Slide 22 - Tekstslide

Leestoets voorbereiding deel 2 Vraagsoorten


- Meerkeuzevraag
- Open vraag
- Gatenvraag
- Beweringenvraag

Slide 23 - Tekstslide

Welke vraagsoort is het moeilijkst?

Slide 24 - Woordweb

Meerkeuzevraag: Stappenplan
Lees de vraag, niet de antwoorden! Staat er nuttige informatie in de vraag?

In het voorbeeld hiernaast zie je dat je moet kijken in paragrafen 1 en 2.

Verder staat er het woord relate in de vraag. Je moet dus op zoek naar een signaalwoord en uitzoeken om welk tekstverband het gaat.

Slide 25 - Tekstslide

Meerkeuzevraag (vervolgd)
1. Lees de relevante tekst, en niets meer!
2. Streep alle signaal- en functiewoorden aan
3. Lees dan pas de antwoorden.
4. Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit.
5. Wat zijn de belangrijkste woorden in je antwoorden? Kan je elk onderdeel 
     van jouw gekozen antwoord onderbouwen met de tekst
6 Kies je antwoord

Slide 26 - Tekstslide

Which of the following is in line with the main idea of paragraph 4?
A
A country’s economy is dependent on its culture.
B
Cultural diversity should preferably be preserved.
C
Local cultures are readily sacrificed in the quest for profit.
D
The significance of cultural differences is underestimated.

Slide 27 - Quizvraag

Uitleg
De vraag is wat de kern van deze paragraaf is.

- Signaalwoorden zijn yet (r. 1) en but (r.3)  Die markeer je.

- Bij antwoord A stond iets over a country's economy. Dit staat niet echt in de paragraaf.

- Bij C staat iets over dat Profits belangrijker zijn dan Cultures. Dat staat ook niet in de tekst.

- Blijven B en D over.

- B is positief,  D is negatief.  D is dus het juiste antwoord.
 Woorden zoals 'bad', 'no serious business', 'without bothering'

Slide 28 - Tekstslide

What is the point made in paragraphs 1 and 2?
A
In the past the male Y chromosome used to be more substantial.
B
Men are hardly able to cope with challenges of their male pride.
C
Procreation may one day be realised without male participation.
D
The male physique is deteriorating at an alarming pace.

Slide 29 - Quizvraag

Uitleg
De vraag is wat de kern van deze paragrafen is.

- Signaalwoorden zijn but (r. 1), But (r. 4), So...that (r. 6).

- Bij antwoord C wordt gesproken over procreation, in de tekst helemaal niet.
- Bij antwoord D wordt gesproken over the male physique, in de tekst helemaal niet.

Bij  but (r.1) staat dat het Y-chromosoom ten onder gaat. Bij But (r. 4) staat dat het niet is wat het ooit was.

Er is dus een tijdsverloop (eerst was het zo, nu is het zo), zoals ook verwoord wordt in Antwoord A




Slide 30 - Tekstslide

Examentraining - Beweringenvragen


Hoe herken ik de vraag? -> Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Slide 31 - Tekstslide

Stappenplan
Een bewering (wat is waar?) is pas juist als ALLE elementen uit die bewering juist zijn
Dus:
- knip het antwoord in stukken
- controleer per element
 Bv. 3 “gebrek aan voedsel / ontstaan door overbevissing / Zuid-Afrikaanse kustwateren".
Wat zijn de belangrijkste woorden? Denk hierbij aan:
- Namen, plaatsen
- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (tegenwoordig)
WEET ZEKER DAT JE DE ENGELSE WOORDEN HIERVAN KENT EN KUNT ZOEKEN IN DE TEKST.
Zoek ook naar die signaalwoorden.


Valkuilen beweringen/stellingen:
- Woorden als altijd, nooit, alles, alleen maar, vooral > die staan vaak in de verkeerde antwoorden!!

- Vragen waarbij alle antwoorden ‘waar’ of ‘niet waar’ zijn > dat kan!

Slide 32 - Tekstslide

De Afrikaanse kuststreek is tegenwoordig te warm voor pinguïns.

FYI: De tekst gaat algemeen over pinguïns in Afrika
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Uitleg
De stelling was: De Afrikaanse kuststreek is tegenwoordig te warm voor pinguïns. 

Een van de  zoektermen was warm. In dit hele stuk tekst wordt op geen enkele manier gesproken over temperatuur, dus de stelling is onjuist.

Slide 34 - Tekstslide

Mr Moody’s looks and manner invite people to share their private
thoughts with him.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Uitleg
De stelling was: Mr Moody’s looks and manner invite people to share their private thoughts with him.

Als zoekterm zou je voor private (internationaal woord) kunnen kiezen.

In de tekst vind je de volgende signaalwoorden: as a consequence  (r. 4), or (r. 5), in short (r. 6), and (r. 7).

In regel 4 ev. vind je het woord confidence --> private thoughts.

 De laatste zin, dat het concluderende signaalwoord in short bevat, bevestigt de stelling nog een keer. De stelling is juist.

Slide 36 - Tekstslide

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 37 - Tekstslide

Stappenplan
- Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.

- Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?

- Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden die dat tekstverband weergeven.

- Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.

- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 
Voorbeeld

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns? 
Geef antwoord in het Nederlands. 

--> Je markeert alinea 1.
--> Ze zoeken een belangrijke oorzaak/reden
--> er is een vermindering in het aantal rode eekhoorns
--> Je moet in eigen woorden in het Nederlands antwoorden

Slide 38 - Tekstslide

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns?
Geef antwoord in het Nederlands.

Slide 39 - Open vraag

Uitleg
De vraag was: Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de aantallen rode eekhoorns?  Geef antwoord in het Nederlands. 

- Signaalwoorden in de tekst: yet (r.2)

- Als we de zin die begint met yet  gaan lezen zien we het woord predominantly, wat 'belangrijkste' betekent.

- De zin in zijn geheel laat zien dat er een virulent virus is dat zorgt voor het verdrijven van rode eekhoorns. 

- Alle elementen van de vraag komen in deze zin terug. De oorzaak is dus een virus/besmettelijke ziekte.

Slide 40 - Tekstslide

“Can an economist dig a hole without another filling it?” (titel)
Wat wordt met deze vraag in twijfel getrokken?
Leg uit in je eigen woorden.

Slide 41 - Open vraag

Uitleg
De vraag was: “Can an economist dig a hole without another filling it?” (titel) Wat wordt met deze vraag in twijfel getrokken? Leg uit in je eigen woorden.

- Er is een citaat, dus dat is het startpunt.
- Er wordt iets in twijfel getrokken.

- Als je de tekst leest zie je in regel 4 de frase leads me to wonder.  To wonder betekent 'zich afvragen'. Dit suggereert twijfel. We mogen aannemen dat achter die frase de reden komt: what value they have etc
 
- Zetten we dat in eigen woorden, dan krijg je een antwoord dat te maken heeft met het nut/de waarde/bestaansrecht van they, dwz. de economen.

Slide 42 - Tekstslide

Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.

Er zijn 2 soorten:
-gatenvragen met signaal-/functiewoorden 
Kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.
- echte gatenvragen


Slide 43 - Tekstslide

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.

- Probeer te zien welk tekstverband er tussen deze twee zinnen zit. 

- Zoek daar je antwoord op uit.

- Werkt dit niet, kijk dan naar de antwoorden : Zit er een antwoord voor voorbeeld bij? Grote kans dat dat het juiste antwoord is. Anders mogelijk tegenstelling of opssomming.

- Werkt dit ook niet, vertaal de zinnetjes dan en kijk of een van de antwoordopties logisch klinkt.

Slide 44 - Tekstslide

Voorbeeld
Antwoorden: A But then
                            B Instead
                            C Similarly
                            D Therefore 

Ik lees voor de gap een voorbeeld van hoe beroemd Mr. Bean is. Hij wordt herkend in Frankrijk.

Na de gap lees ik dat Mr. Bean herkend wordt door Chinezen. Het lijkt dus op een uitbreiding/opsomming.

Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd weet ik nu dat het antwoord C moet zijn.

Slide 45 - Tekstslide

Which of the following fits the gap in paragraph 4?
A
Consequently,
B
Moreover,
C
Similarly,
D
Yet,

Slide 46 - Quizvraag

Uitleg
A Consequently,
B Moreover,
C Similarly,
D Yet 

In de zin voor de gap staat dat we kritisch moeten zijn (raise concerns)  over programma's waar autoriteiten en journalisten samenwerken.
In de zin na de gap staat dat de witch hunt  (hier verwijzend naar de bovengenoemde samenwerking) juist genegeerd werd.
Dat wijst op een tegenstelling. 
Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd weet ik dat het antwoord D moet zijn. 

Slide 47 - Tekstslide

Which of the following fits the gap in paragraph 2?
A
Obviously
B
In other words
C
Consequently
D
Yet

Slide 48 - Quizvraag

Uitleg
Antwoorden A Obviously
                           B In other words
                           C Consequently
                           D Yet

- De zin voor de gap bespreekt iemand die vindt dat mannen         meer moeten blijven verdienen.

- De zin na de gap bespreekt dat het eind van de man(nelijke heerschappij) nabij is.

- Hier spreekt een tegenstelling uit.
Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd weet ik dat het antwoord D is.

Slide 49 - Tekstslide

Echte gatenvragen
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na       de gap.
- Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap.
- Nog niet genoeg? Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een       negatieve zin kunt vinden.
- Nog niet genoeg? Kijk of er een tegenstelling in de antwoorden te vinden         is,  bv. tussen A en B.
- Nog niet genoeg? Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van       de tekst ligt.

Slide 50 - Tekstslide

Voorbeeld
A annoying                          C funny
B British                                D international

- In de zin voor de gap zie ik eerst een dubbele punt. Dat geeft  hier een voorbeeld aan. Dan volgt een opsomming met het woordje and vlak voor de gap. We zoeken dus een woord dat in dat rijtje past.

- Achter de gap staat weer een dubbele punt.  Na een opsomming levert dit meestal een conclusie op. Die conclusie is dat Mr. Bean steeds meer een symbool van Groot-Britannië wordt. Met die kennis blijkt de opsomming misschien wel een verzameling karaktertrekken van de Britten.  Dat Britse moet echter wel nog echt benoemd worden.
Dus is het antwoord B

 

Slide 51 - Tekstslide

Which of the following fits the gap in the text?
A
has become unpopular
B
is no longer justifiable
C
is understandable
D
may finally catch on

Slide 52 - Quizvraag

Uitleg?
A has become unpopular         C is understandable
B is no longer justifiable           D may finally catch on

- We lezen voor de gap dat we geen nieuwe centrales hoeven te bouwen als we gewoon minder stroom gaan gebruiken.

- De zin erna, beschrijft de instelling dat men vindt dat je meer mag verspillen als je het kunt betalen. We zien hier een tegenstelling, dus antwoorden C en D passen al niet.

- A en B lijken te passen,  en de stappen die in stappenplan staan helpen verder niet. Scannen we de tekst snel, dan zien we dat de auteur vindt dat de oude verspilling er niet meer bij hoort.  (Is wasting energy a good eample to set?)
Het antwoord is dus B


Slide 53 - Tekstslide

Which of the following fits the gap in paragraph 1?
A
numerous significant discoveries
B
our closer analysis of metadata
C
radical changes in the field
D
the ever-shrinking size of our focus

Slide 54 - Quizvraag

Uitleg
 A numerous significant discoveries
 B our closer analysis of metadata
 C radical changes in the field
 D the ever-shrinking size of our focus 

- In de zin voor de gap zien we geen signaalwoorden. De zin erna geeft er twee: Long ago, but now . Er is een tijdsverloop en een tegenstelling.

- Kijken we inhoudelijk, dan zien we dat dit tekstverband betrekking heeft op de afmetingen van datgene wat bestudeerd wordt. Het wordt steeds kleiner.

Dus het juiste antwoord is D.

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Alinea's op volgorde zetten
1.  Alinea’s zijn door elkaar gehusseld en genummerd: ‘zet de alinea’s in de goede volgorde’

2.  Lees de alinea voor en na de gehusseld alinea’s > die geeft wellicht aanwijzing over wat er daarna en/of daarvoor komt

3.  Lees de gehusseld alinea’s en markeer de signaalwoorden

Let vooral op signaalwoorden van tijd (dan, daarna, tot slot) en uitbreiding (ook, eveneens)

5.  Probeer op basis van de signaalwoorden uit wat de meest logische volgorde is

Slide 57 - Tekstslide

Doel/Functie van een tekst(gedeelte)
Dat type vraag is al bekend van het examen Nederlands!
Tekstdoel:
 Amuseren = Informeren = Overtuigen = Aansporen = Uitleggen = Illustreren = Aantonen

Functie van een tekstgedeelte:
Voorwaarde = Concretisering = Relativering = Vergelijking = Conclusie = Toelichting = Samenvatting = Veralgemenisering = Voorbeeld = Weerlegging =


Slide 58 - Tekstslide

Toon/Houding/Stijlmiddel
van de schrijver
Dit type vraag is al bekend van het examen Nederlands!! Je moet alleen de vertaling van deze woorden in de Engels leren.
CTRL+ Klik voor Quizlet lijsten >     HAVO       VWO

Toon:
   Verontwaardigd -  Ironisch - Lovend -  Zakelijk -  Enthousiast -  Kritisch - Somber - Beschaamd - Boos - Gelaten

Houding:
   Teleurgesteld - Enthousiast - Verontwaardigd - Positief - Negatief -  Neutraal - Afkeurend - Trots - Onverschillig  Beschaamd - Sceptisch - Onwillig

Stijlmiddel:
   Overdrijving - Relativering 

Slide 59 - Tekstslide

Mening experts
1.  Intro over de expert zelf kun je overslaan
 
2.  Mening expert kun je herkennen door
 
•wat hij/zij zegt, te herkennen aan “…….”
•als er sprake is van polemiek (schriftelijke ruzie), te kijken aan welke kant hij/zij staat
 
3.  Bij meerdere experts > let op signaalwoorden (however. although, conversely, as well, ...)
 
4.  Valkuil: het gaat niet om je eigen mening of wat jij denkt te weten!!

Slide 60 - Tekstslide

In conclusion
Om een voldoende te halen moet je veel woordjes leren en trucjes kennen.

Oefening baart kunst - Op de website van de British Council (Reading Practice) kun je nog veel meer teksten oefenen!

Signaalwoorden, signaalwoorden, signaalwoorden!!! Studiewijzer --> Reading Practice --> Signaalwoorden

Deze examentraining is gedeeld met jullie in Magister.Me - Lees het nog vaker door.


Slide 61 - Tekstslide

Any questions left?

Slide 62 - Woordweb