Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

DiepBegripKlas02Def

Diep leren lezen
Les 2: zelf bij twee teksten diep begrip opbouwen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Diep leren lezen
Les 2: zelf bij twee teksten diep begrip opbouwen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diep begrip ...
In les 1 dachten we met je na over wat diep begrip bij een tekst inhoudt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerkend voor diep begrip van een tekst is vooral dat je ...
A
mooie eigen gedachten over een tekst kunt formuleren
B
dat je precies, in de woorden van de tekst, over het tekstonderwerp kunt vertellen
C
de argumentatie in alinea's in een tekst juist kunt benoemen
D
de hoofdlijn van een tekst goed in eigen woorden na kunt vertellen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee leestaken ...
1. Eerst krijg je een korte tekst te zien die je voor een denkbeeldige opdracht voor school diep moet begrijpen. 

2. Daarna verdwijnt de tekst en krijg je een taak waarmee je kunt kijken of je diep begrip voldoende was om de denkbeeldige opdracht goed af te kunnen ronden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestaak 1
Stel, je moet voor het vak geschiedenis een presentatie geven over Neanderthalers  en je wilt onder meer weten of Neanderthalers konden praten. Om die vraag te beantwoorden, vind je op een wetenschapsinternetpagina een handige korte tekst die hierop een antwoord geeft. Je besluit deze tekst voor je presentatie te gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat ga je doen?
Bestudeer de tekst op de volgende sheet. Bouw voor jezelf diep begrip van deze tekst op.

Slide 6 - Tekstslide

: konden Neanderthalers nu waarschijnlijk praten, of toch niet? Je moet niet alleen deze vraag vanuit jezelf kunnen beantwoorden in je presentatie, maar ook vervolgvragen hierover vanuit het publiek na je presentatie. Nadat je de tekst hebt bestudeerd, verdwijnt deze uit beeld. Je ontvangt dan enkele vragen, ook vragen die je over deze kwestie zou kunnen krijgen vanuit het publiek . Beantwoord ze vanuit je opgebouwde begrip - kijk dus niet terug naar de tekst!
Hebben Neanderthalers ooit met elkaar gepraat?

De kans dat Neanderthalers een vorm van taal hadden, is best wel groot. Mark Dingemanse, universitair hoofddocent taal en communicatie aan de Radboud Universiteit en onderzoeker bij het Max Planck Instituut, denkt dat deze oermens in ieder geval klanken kon maken.
[1] Dat ze lange tijd werden gezien als stille wezens, kwam omdat Neanderthalers een heel kleine keelholte hebben. Te klein om klanken mee te produceren. Totdat er in 1989 een tongbeen van een Neanderthaler werd gevonden in de grot Kebara in Israël, waarmee de oermens in een klap een stem kreeg. 'Daaruit konden onderzoekers afleiden dat ze een spraakorgaan moeten hebben gehad dat lijkt op dat van de moderne mens. En dus konden ze spraak produceren', aldus Dingemanse. 'Men heeft ook botten van de kaak en de schedel gevonden en een reconstructie gemaakt. Ook daaruit blijkt dat ze waarschijnlijk konden praten.'
[2] Toch plaatst Dingemanse een kanttekening bij deze
conclusies. Want klanken kunnen produceren, is nog niet hetzelfde als praten. 'Hadden ze ook woorden? Maakten ze gebruik van gebaren? Luisterden ze naar elkaar en reageerden ze daarop? Die puzzelstukjes kunnen we niet leggen.'  
[3] Volgens Dingemanse is er wel indirect bewijs dat duidt op spraakvermogen bij de Neanderthaler. 'Archeologen ontdekten bijvoorbeeld dat ze waarschijnlijk vuur onder controle konden houden. Dat is geen geringe prestatie, daar heb je best wat denkkracht voor nodig. En je moet ervoor samenwerken, dus er bestaat een kans dat ze daarvoor taal gebruikten. Het zijn interessante hypotheses en het klinkt plausibel, maar zeker weten doen we het niet.'
[4] Het zou makkelijker zijn als er zoiets bestond als een 'taalgen', maar dat is helaas niet het geval. 'Het is niet zo dat een specifiek gen verantwoordelijk is voor ons taalvermogen, dus daar kunnen we niet naar zoeken bij Neanderthalers. We zijn er wel achter gekomen dat ze bepaalde versies van genen hadden die helpen bij het formuleren van klanken. Of ze ook daadwerkelijk konden praten blijft voorlopig giswerk.'

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voldoende voorbereid?
Dan start je nu je presentatie ...

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je geeft je presentatie. Wat ga je vertellen?
In hoeverre staat het volgens jou vast dat Neanderthalers konden praten?
A
Nog onzeker.
B
Zeer waarschijnlijk.
C
Zeer onwaarschijnlijk.
D
Zo goed als zeker.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
De tekst mag dan wel aannemelijk vinden dat Neanderthalers konden praten, de conclusie luidt: "Of ze ook daadwerkelijk konden praten blijft voorlopig giswerk." Het is dus nog onzeker.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de belangrijkste reden dat het nog onzeker is of Neanderthalers konden praten?
A
De keelholte van Neanderthalers maakt praten erg moeilijk.
B
Het spraakorgaan van Neanderthalers lijkt niet op dat van de moderne mens.
C
Klanken kunnen maken is niet hetzelfde als praten.
D
Neanderthalers maakten vooral veel gebruik van gebaren.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
De tekst zegt erover:
"klanken kunnen produceren, is nog niet hetzelfde als praten. 'Hadden ze ook woorden? Maakten ze gebruik van gebaren? Luisterden ze naar elkaar en reageerden ze daarop? Die puzzelstukjes kunnen we niet leggen.'"

Een goed antwoord is dus
We weten nu alleen maar dat Neanderthalers klanken maakten (niet dat ze konden praten).

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt je presentatie gegeven en het liep lekker!
(Hoera ! Applaus ... )

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(1) "Ik dacht dat Neanderthalers fysiek gewoonweg niet konden praten. Wat hebben ze dan ontdekt waardoor je denkt dat Neanderthalers toch konden praten?"

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
Dit zei de tekst erover:
"in 1989 werd een tongbeen van een Neanderthaler gevonden in de grot Kebara in Israël [...]. Daaruit konden onderzoekers afleiden dat ze een spraakorgaan moeten hebben gehad dat lijkt op dat van de moderne mens."

Een goed antwoord is dus:
Vanuit een gevonden tongbeen konden wetenschappers afleiden dat ze een spraakorgaan hadden.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(2) "Hangt spraakvermogen bij Neanderthalers volgens jou samen met genetische aanleg?"

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
Dit zei de tekst erover:
"Het is niet zo dat een specifiek gen verantwoordelijk is voor ons taalvermogen, dus daar kunnen we niet naar zoeken bij Neanderthalers. We zijn er wel achter gekomen dat ze bepaalde versies van genen hadden die helpen bij het formuleren van klanken."

Een goed antwoord zegt dus:
Er is geen specifiek taalgen (maar enkele genen helpen om klank te maken.)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(3) "Ik heb weleens gelezen dat je uit het onderlinge gedrag kunt opmaken dat Neandersthalers konden praten. Kun je daar iets meer over vertellen?"

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
Dit zei de tekst erover:
"Archeologen ontdekten dat ze waarschijnlijk vuur onder controle konden houden. Dat is geen geringe prestatie, daar heb je best wat denkkracht voor nodig. En je moet ervoor samenwerken, dus er bestaat een kans dat ze daarvoor taal gebruikten."

Een goed antwoord zegt dus:
Ze konden vuur beheersen / controleren, en daarvoor moesten ze goed samenwerken. (En voor een goede samenwerking heb je vaak taal nodig.)
Let wel: 'vuur makenis fout. Om vuur te maken, hoef je immers niet te kunnen samenwerken.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(4) Hoe weet jij dit eigenlijk allemaal? Op welke autoriteit baseer je je verhaal?
A
een artikel op een website met leuke weetjes, o.a. over Neanderthalers
B
een wetenschapper die onderzoek heeft gedaan naar Neanderthalers
C
een wetenschapsjournalist die allerlei onderzoek naar Neanderthalers heeft gelezen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
In het artikel van de journalist wordt maar één autoriteit gebruikt: Mark Dingemanse, universitair hoofddocent taal en communicatie aan de Radboud Universiteit en onderzoeker bij het Max Planck Instituut.

De autoriteit op wie je je verhaal baseert, is dus een wetenschapper.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zit erop!
Je presentatie ging erg goed ...
(maar wat hadden ze scherpe vragen!)

Je haalt opgelucht adem.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En? Was je begrip diep genoeg om de vragen te beantwoorden, zonder de tekst erbij?
A
Ja, ik kon alle vragen direct en goed beantwoorden.
B
Ja, ik kon de meeste vragen direct goed beantwoorden.
C
Mwa ... sommige gingen goed, sommige niet.
D
Nee, de meeste vragen wist ik niet.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bepaal voor jezelf wat er nog beter kan bij dit soort taken. Wat zou je de volgende keer bij
een soortgelijke opdracht nog beter kunnen doen?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Door naar leestaak 2 ...
School heeft weer een nieuwe opdracht voor je. 


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestaak 2
De adjunct heeft je gevraagd om in een werkgroepje deel te nemen. In dat werkgroepje denken leerlingen na over hoe je school leerlingen 'gelukkiger' kan maken

Je  vindt een artikel dat je erg interessant vindt voor het werkgroepje. In de volgende bijeenkomst wil je het er met de andere leerlingen over hebben.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat ga je doen?
Bouw voor jezelf diep begrip van deze tekst op: hoe kan een school het best leerlingen 'gelukkig' maken? Je moet ook vervolgvragen hierover vanuit het werkgroepje kunnen beantwoorden.

Nadat je de tekst hebt bestudeerd, verdwijnt deze uit beeld. Je ontvangt dan enkele vragen. Beantwoord ze vanuit je opgebouwde begrip.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geluk haal je niet uit de jacht op Instagram-likes
Als je je beter wilt voelen, moet je iemand anders helpen, stelt geluksprofessor Richard Layard.

[1] In ons constante streven naar geluk, doen we het vaak helemaal verkeerd, vindt professor Richard Layard. Hij ziet twee belangrijke scholen. De eerste is dominant, maar zit er helemaal naast. Die richt zich op succes, vrijheid, winnen, vergelijken. Het is de gelukscultuur van likes scoren op LinkedIn en Instagram, het is de strevende houding waarmee je promotie maakt op werk en indruk in de kroeg. De tweede gelukscultuur heeft het wél bij het juiste eind. Die richt zich op dingen als compassie, vertrouwen, en gemeenschapszin. Dat klinkt veel tuttiger, maar het is dan ook een cultuurstrijd van hard tegen zacht, volgens Layard. „We moeten dringend zorgen dat de zachtere cultuur de harde gaat vervangen.”
[2] Layard is niet zomaar een cultuurcriticus of moralist, hij is een van de grootste autoriteiten op het gebied van geluksonderzoek. Hij was jarenlang een van de leiders van het


gezaghebbende World Happiness Report van de Verenigde Naties, hij adviseerde over grote onderwijshervormingen in Groot-Brittannië. De emeritus hoogleraar arbeidseconomie, 85 jaar oud, zet in zijn nieuwe boek Can we be happier? Evidence and ethics nog één keer alles op een rij wat hij de laatste decennia heeft geleerd over geluk.
[3] „Op school vertellen we kinderen dat ze vooral beter moeten presteren ten opzichte van andere mensen”, zegt Layard aan de telefoon vanuit Engeland. „Het gaat om de beste cijfers halen, naar de beste universiteit gaan, de beste baan krijgen, het hoogste inkomen. Terwijl de taak van scholen zou moeten zijn: individuen opleiden zodat ze de beste bijdrage leveren aan de samenleving. Maar dat wordt er steeds meer uit geduwd door de nadruk op competitie, cijfers, toetsen.”
[4] Dezelfde dynamiek is volgens Layard te zien op de werkvloer. „Het zou er eigenlijk om moeten draaien dat je taak is om een zo goed mogelijk lid van een team te zijn.” Daar worden mensen het gelukkigst van, halen ze de meeste 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

betekenis uit. Maar gezamenlijk teamwerk, langdurig ergens bij horen en naar een gedeeld doel toewerken, is steeds meer vervangen door het idee dat je toch vooral je persoonlijke excellentie moet laten zien en daarvoor beloond moet worden, vindt hij.
[5] Maar die nadruk op persoonlijke ontwikkeling en de concurrentie tussen mensen en ideeën heeft de laatste decennia toch ook geleid tot vooruitgang en grotere persoonlijke vrijheid? En worden mensen niet bij uitstek gelukkig van vrijheid?
[6] Dat is niet het hele verhaal, volgens hem. Vrijheid is 
weliswaar heel belangrijk voor geluk, blijkt uit een analyse die Layard in het boek maakt van diverse grote internationale studies tussen 2012 en 2018. Als onderzoekers levensgeluk meten op een schaal van 1 tot 10, verklaart de mate van vrijheid maximaal 1,27 punt. Dat is fors. Maar er zijn andere dingen die bijna even zwaar of zelfs zwaarder wegen.
[7] De gulheid van mensen, verklaart een toename tot 0,85 punt. Het vertrouwen in dat andere mensen het goede doen, 
verklaart tot 0,98 punt. Veruit de belangrijkste variabele is de sociale steun die mensen ervaren uit de omgeving. Die verklaart maximaal 2,1 punt van het levensgeluk.
[8] Het gaat dus om de balans tussen vrijheid, vertrouwen, gulheid, en de steun die je krijgt van een lokale gemeenschap. „Maar die balans is nu vaak zoek”, volgens Layard. Hij sluit aan in een lange rij van schrijvers en denkers, van de Amerikaanse David Brooks tot NRC-journalist Bas Heijne, die de laatste tijd vergelijkbare constateringen doen in boeken; onze liberalistische maatschappij is doorgeslagen en leidt tot gebrek aan ‘broederschap’ en gemeenschapszin in de moderne samenleving, betogen ze allen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diep begrepen?
Denk er nu even over na wat deze ideeën nu allemaal voor je school kunnen betekenen ...

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gelukt?
Dan volgen nu enkele vragen waarmee je kunt checken in hoeverre je begrip van de tekst diep genoeg is om je zegje te kunnen doen in het werkgroepje.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(1) Prof. Layard onderscheidt een 'hard' en 'zacht' geluksconcept. Welke vijf woorden horen bij 't 'zachte' geluksconcept? Plaats een ster bij de juiste woorden.
vertrouwen
compassie
opleiding
cijfers
gemeenschapszin
vrijheid
gezamenlijk teamwerk
gedeeld doel

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
De tekst zegt erover:
Het zachte geluksconcept richt zich volgens Layard op "dingen als compassie, vertrouwen, en gemeenschapszin". Verderop in de tekst werkt Layard dat nog verder uit door het te hebben over "gezamenlijk teamwerk, langdurig ergens bij horen en naar een gedeeld doel toewerken". 


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(3) Volgens prof. Layard moet er een balans zijn tussen 'hard' en 'zacht' geluk. Waaruit moet die balans bestaan? Sleep de juiste begrippen naar 't rode vak.
Balans
vrijheid
vergelijken met anderen
gulheid
vertrouwen in anderen
sociale steun
een goede opleiding

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
De tekst zegt erover:
Wil je een balans tussen beide geluksconcepten, dan gaat het volgens Layard "om de balans tussen vrijheid, vertrouwen, gulheid, en de steun die je krijgt van een lokale gemeenschap."

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent dit nu: wat moet je school dus niet doen?

Formuleer twee aanbevelingen die je de
werkgroep mee wilt geven.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
Mogelijke antwoorden zijn:

Maak cijfers niet belangrijk / maak concurrentie en presteren niet belangrijk / toets niet te veel en te vaak / docenten moeten succes niet belangrijk vinden, etc.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je school wel doen om gelukkigere leerlingen te krijgen? Formuleer twee aanbevelingen die je de werkgroep mee wilt geven.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je antwoord?
Je kon bij de vorige vraag veel mooie antwoorden geven natuurlijk!

Mogelijke antwoorden zijn: Onze school moet ...
leerlingen veel samen laten werken / leerlingen elkaar bij problemen laten helpen / leerlingen samen aan een gezamenlijk doel laten werken / aan  leerlingen vooral steun en vertrouwen bieden, etc.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zit er weer op ...
De werkgroep vond dat je zinnige dingen te melden had en besluit enkele van je aanbevelingen in het rapportje op te nemen. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En? Was je begrip diep genoeg om de vragen te beantwoorden zonder de tekst erbij?
A
Ja, ik kon alle vragen direct goed beantwoorden.
B
Ja, ik kon de meeste vragen direct goed beantwoorden.
C
Mwa ... sommige gingen goed, sommige niet.
D
Nee, de meeste vragen wist ik niet.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je tijdens de vragen
teruggekeken naar de tekst?
(Mocht niet ...
maar wees eerlijk.)
A
Nee, helemaal niet
B
Ja, een enkel keertje
C
Ja, vaak
D
Ja, de hele tijd ...

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vind je dat bij de twee leestaken tijdens het vooraf lezen voldoende diep begrip hebt opgebouwd?
Leg uit.

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit was les 2.
In deze les heb je geoefend met het opbouwen van diep begrip bij twee teksten.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies