Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
meervoud 3.12
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Basisschool
Praktijkonderwijs
Groep 6
Leerjaar 2
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
doel van deze les A2
Ik kan meervoud maken met - en en -es (2.12) en uitzonderingen. (2.13)
(MEERVOUD = niet 1, maar 2 of meer )
Ik kan ook meervoud maken met 's (3.12)
Slide 2 - Tekstslide
eerst een paar vragen.....
wat weet je het nog?
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het meervoud van plant?
1 plant, 2.........
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het meervoud van tijd?
1 tijd, 2 ........
A
tijdens
B
tijds
C
tijds
D
tijden
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het meervoud van boek?
1 boek, 2.........
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt
Slide 6 - Quizvraag
de regel(1):
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat is simpel!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen/ roos - rozen/ bos - bossen/ golf - golven!!!
Slide 7 - Tekstslide
de tweede regel....
weer eerst een paar vragen:
Slide 8 - Tekstslide
meervoud van meisje?
Slide 9 - Open vraag
meervoud van vinger?
Slide 10 - Open vraag
meervoud van tafel?
Slide 11 - Open vraag
de regel (2):
Na - je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken
Slide 12 - Tekstslide
meervoud van ei, koe, stad
Slide 13 - Woordweb
meervoud van : kind, gat, glas
Slide 14 - Woordweb
Ik het meisje gesproken.
Ik heb de meisjes gesproken.
Wat is het lidwoord bij meervoud?
Slide 15 - Open vraag
Samenvatting:
Meervoud:
1) Meestal
-
en
achter het woord
2) Na -e, -el, -er, -en op
-s
en 3) de onregelmatige leer je uit je hoofd. (2.13)
Je moet ook letten op de spelling!
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS
'DE'
Slide 16 - Tekstslide
de derde manier van meervoud
weet je het al?
Slide 17 - Tekstslide
meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's
Slide 18 - Quizvraag
meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's
Slide 19 - Quizvraag
meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen
Slide 20 - Quizvraag
regel 3:een -'s komt na:
-a
-o
-u
-i
-y
Slide 21 - Tekstslide
dus eigenlijk na alle klinkers
behalve de -e
want die zit al bij regel 2....
Slide 22 - Tekstslide
dus?
Slide 23 - Tekstslide
meervoud maak je
1) - en achter het woord (meestal)
2) -s achter woorden die eindigen op: - je/ - el / -en / -er/ - ie
3) 's achter woorden die eindigen op: -a / -o / -u / -y
4) Uitzonderingen (blz ??)
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS '
DE
'
Slide 24 - Tekstslide
meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang
Slide 25 - Sleepvraag