weinig fluctuerende vraag, reciprociteit, aanwezigheid van een DMU
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de juiste typering van een 'consumentenmarkt'. Een consumentenmarkt is een markt waar
A
de algemene beginselen van de consumentenmarketing toegepast worden
B
de consumenten hun goederen ter verkoop aanbieden
C
vooral de producent het voor het zeggen heeft
D
de finale afnemer als vrager optreedt.
Slide 3 - Quizvraag
Een secretaresse laat een vertegenwoordiger niet met de directeur spreken. Hier is sprake van
A
een afgeleide vraag
B
reciprociteit
C
een gatekeeper
D
onderlinge afhankelijkheid
Slide 4 - Quizvraag
De hoeveelheid ingekochte grondstoffen is bij een bedrijf afhankelijk van de verkoop van de eigen producten. Hier is sprake van
A
een Gatekeeper
B
onderlinge afhankelijkheid
C
een afgeleide vraag
D
reciprociteit
Slide 5 - Quizvraag
Marketing gericht op de tussenhandel heet
A
distributiemarketing
B
distribuantenmarketing
C
verkoopmarketing
D
handelsmarketing
Slide 6 - Quizvraag
Wat wordt verstaan onder trade marketing?
A
Marketingactiviteiten van fabrikanten, gericht op de industriële afnemers.
B
Marketingactiviteiten van de tussenhandel, gericht op industriële afnemers
C
Marketingactiviteiten van de tussenhandel, gericht op de consument.
D
Marketingactiviteiten van fabrikanten, gericht op de tussenhandel.
Slide 7 - Quizvraag
Een producent van elektrische boormachines richt zijn marketingactiviteiten op de groothandel en de detailhandel. Hij gaat ervan uit dat de handel zorgt voor een goede bewerking van de consument. Hoe wordt deze vorm van marketing genoemd?
A
Detailhandelsmarketing
B
Handelsmarketing
C
Consumentenmarketing
D
Industriële marketing
Slide 8 - Quizvraag
Een leverancier van mobiele telefoons verlengt de standaardgarantietermijn voor zijn producten met een jaar om de verkoop te stimuleren. Tot welk onderdeel van de marketingmix behoort deze actie?
A
Plaats
B
Promotie
C
Product
D
Prijs
Slide 9 - Quizvraag
Als de marketingmix goed wordt ingezet, leidt dit tot het realiseren van de drie R's, namelijk
A
ruil, reactie en reputatie
B
reactie, reciprociteit en ruil
C
relatie, reciprociteit en reputatie
D
ruil, relatie en reputatie
Slide 10 - Quizvraag
Een leverancier van tablets maakt zijn producten tijdelijk goedkoper om beter te concurreren. Tot welk onderdeel van de marketingmix behoort deze actie?
A
promotie
B
product
C
plaats
D
prijs
Slide 11 - Quizvraag
Wat wordt verstaan onder het begrip marketingmix?
A
Het geheel van externe factoren dat de mogelijkheden op de markt bepaalt
B
De marketinginstrumenten die een bedrijf op een bepaald moment hanteert
C
Het combineren van verkoop- en reclameactiviteiten
D
De vier P's
Slide 12 - Quizvraag
Een leverancier van tablets verkoopt zijn producten alleen rechtstreeks via internet aan consumenten. Tot welk onderdeel van de marketingmix behoort deze keuze?
A
Promotie
B
Plaats
C
Product
D
Prijs
Slide 13 - Quizvraag
Een nieuwe wet bevat een aantal belastingwijzigingen. Dit is een voorbeeld van een
A
interne omgevingsfactor
B
macro-omgevingsfactor
C
micro-omgevingsfactor
D
Meso-omgevingsfactor
Slide 14 - Quizvraag
Inflatie is voor een organisatie een voorbeeld van
A
een sociaal-culturele omgevingsfactor
B
een maatschappelijke omgevingsfactor
C
een economische omgevingsfactor
D
een demografische omgevingsfactor
Slide 15 - Quizvraag
De vergrijzing is voor een organisatie een voorbeeld van
A
een demografische omgevingsfactor
B
een economische omgevingsfactor
C
een sociaal-culturele omgevingsfactor
D
een maatschappelijke omgevingsfactor
Slide 16 - Quizvraag
De concurrentie is heftiger geworden. Dit is een voorbeeld van een
A
micro-omgevingsfactor
B
interne omgevingsfactor
C
Meso-omgevingsfactor
D
macro-omgevingsfactor
Slide 17 - Quizvraag
Bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen, richten zich op waarde toevoeging aan drie P's. Deze P's staan voor
A
people, power en planet
B
prijs, product, promotie
C
people, profit en planet
D
plants, people, protection
Slide 18 - Quizvraag
Het kopen en verkopen van goederen en diensten door middel van elektronische vormen van communicatie is
A
electronic advertising
B
e-marketing
C
e-business
D
e-commerce
Slide 19 - Quizvraag
Het voorzien in de behoeften van afnemers door gebruik te maken van elektronische vormen van communicatie is
A
e-marketing
B
electronic advertising
C
e-business
D
e-commerce
Slide 20 - Quizvraag
Bij welke situaties is er sprake van een verkopersmarkt?
A
Het aanbod overtreft de vraag
B
Er is weinig productiecapaciteit beschikbaar
C
De vraag overtreft het aanbod
D
Er heerst een relatieve schaarste
Slide 21 - Quizvraag
Een belangrijke reden om e-business toe te passen is value extension. Hiermee wordt bedoeld dat
A
het assortiment wordt uitgebreid
B
er nieuw klantengroepen worden gecreëerd
C
klantenbehoeften in kaart worden gebracht
D
de toegevoegde waarde van de aangeboden producten verbetert
Slide 22 - Quizvraag
Een energieleverancier richt zich met agressieve verkoopacties op nieuwe klanten
A
productieconcept
B
marketingconcept
C
productconcept
D
verkoopconcept
Slide 23 - Quizvraag
In de jaren vijftig is marketing in Nederland geïntroduceerd. In welke volgorde heeft marketing de verschillende fasen in de historische ontwikkeling doorlopen?
Een producent van zonweringen heeft als beleidsuitgangspunt: productie tegen minimale kosten en verkoop tegen minimale prijs. Welk van de volgende concepten typeert de werkwijze van dit bedrijf?
A
productconcept
B
productieconcept
C
marketingconcept
D
verkoopconcept
Slide 25 - Quizvraag
Een winkelketen biedt voortaan wasmiddelen aan in kartonnen verpakking. Deze verpakking verteert gemakkelijk en is niet schadelijk voor het milieu. Welk concept past deze winkelketen toe?
A
productconcept
B
maatschappelijk concept
C
verkoopconcept
D
marketingconcept
Slide 26 - Quizvraag
Een fabrikant van mobiele telefoons stelt het beheersen van de kosten centraal. Welk concept wordt door deze fabrikant gevolgd?
A
productconcept
B
verkoopconcept
C
marketingconcept
D
productieconcept
Slide 27 - Quizvraag
Bij welke situaties is er sprake van een kopersmarkt?
A
de vraag overtreft het aanbod
B
er is weinig productiecapaciteit beschikbaar
C
het aanbod overtreft de vraag
D
er heerst een relatieve schaarste
Slide 28 - Quizvraag
Welke uitspraak is typerend voor een organisatie die het productconcept hanteert?
A
een product is pas goed wanneer het voldoet aan de wensen in de markt.
B
een goed en betrouwbaar product verkoopt zichzelf
C
men kan alle producten afzetten als men maar voldoende aan reclame en verkoopondersteuning doet
D
efficiency bij het vervaardigen van een product biedt de meeste kansen op een blijvend concurrentievoordeel.