Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

V1 Bloedgroepen en bloedtransfusie

Bloedgroepen en bloedtransfusies
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Bloedgroepen
Op de buitenkant van rode bloedcellen zitten antigenen.
Hieraan herkent het afweersysteem lichaamsvreemde stoffen.
Bij de mens kunnen dat 3 verschillende antigenen zijn:
-  A
-  B
- Rhesus (wordt apart besproken)
Deze drie antigenen bepalen welke bloedgroep je hebt

Slide 3 - Tekstslide

Bloedgroepen
Bloedgroep A  heeft antigen A
Bloedgroep B  heeft antigen B
Bloedgroep AB 
     heeft antigen A en antigen B
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen.

Slide 4 - Tekstslide

Bloedgroepen
Wanneer een witte bloedcel zijn 
eigen bloedgroep tegenkomt zal
hij niets doen.

Wanneer een witte bloedcel een rode
bloedcel niet herkent zal hij 
antistoffen gaan maken

Slide 5 - Tekstslide

Bloedgroepen
Als iets lichaamsvreemd is, maakt je lichaam er antistoffen tegen. Kort gezegd: wat je niet hebt, daar vecht je tegen!
Bloedgroep A  heeft antigen A  =>  maakt antistoffen tegen B
Bloedgroep B  heeft antigen B  =>  maakt antistoffen tegen A
Bloedgroep AB heeft antigen A en antigen B  => heeft alles, dus maakt 
     er geen antistoffen tegen
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen. => maakt antistoffen tegen A en tegen B

Slide 6 - Tekstslide

bloedgroep A

bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof B

Slide 7 - Tekstslide

bloedgroep AB

bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 8 - Tekstslide

bloedgroep B

bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof A

Slide 9 - Tekstslide

bloedgroep 0

bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen


in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 10 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 11 - Sleepvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 12 - Quizvraag

welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistoffen tegen A en B

Slide 13 - Open vraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antigenen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 14 - Quizvraag

welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistoffen tegen A

Slide 15 - Open vraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Bloedtransfusie
  • Bij een bloedtransfusie wordt bloed gedoneerd naar een ontvanger
  • Het is belangrijk dat je weet welke bloedgroep de donor heeft en welke bloedgroep de patiënt:                                                 => De antistoffen in het bloed van                                                      de patiënt kunnen zorgen voor klontering!                                                                                                              

Slide 18 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Antistof A 'vecht' tegen A  =>  Als de donor antigen A heeft gaat het klonteren

Antistof B'vecht' tegen B => Als de donor antigen B heeft gaat het klonteren


Slide 19 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Op de volgende slide staat een trucje hoe je kunt bepalen aan wie een donor bloed kan geven.

O kan aan iedereen geven, maar van niemand ontvangen
A kan aan A geven, aan AB geven, maar niet aan O en niet aan B

Volg de pijlen!!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Tekstslide

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 28 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 29 - Quizvraag

Op het celmembraan van rode bloedcellen kunnen zich antigenen bevinden die bepalend zijn voor de bloedgroepen van het AB0-systeem. Wetenschappers zijn erin geslaagd deze antigenen te verwijderen. Bloedcellen zonder die antigenen wil men gebruiken voor bloedtransfusie.

Welke mensen zouden zulke rode bloedcellen kunnen ontvangen zonder dat er samenklontering plaatsvindt?
A
alleen mensen met bloedgroep 0
B
alleen mensen met de bloedgroepen 0 en AB
C
alleen mensen met de bloedgroepen A en B
D
mensen met de bloedgroepen 0, A, B en AB

Slide 30 - Quizvraag

Karel heeft een bloedtransfusie nodig.
Hij heeft bloedgroep A. Van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?
A
Alleen A
B
A & 0
C
Alleen 0
D
Alleen B

Slide 31 - Quizvraag

Welke antistoffen tegen de bloedgroepen maakt een persoon met bloedgroep AB?
11
A
Anti A
B
Anti B
C
Anti A en anti B
D
Geen antistoffen

Slide 32 - Quizvraag

Iemand heeft bloed groep B. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep B.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB of O.

Slide 33 - Quizvraag

Iemand heeft bloed groep O. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie .
A
Alleen van bloedgroep O.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen A of O.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 34 - Quizvraag

Iemand heeft bloed groep AB. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep AB.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 35 - Quizvraag

Patiënten met een ernstige vorm van de ziekte van Von Willebrand kunnen behandeld worden door het toedienen van een medicijn met de stollingsfactor VWF. Omdat dit medicijn wordt gemaakt uit bloedplasma van gezonde donoren, bevat het kleine hoeveelheden van de bloedgroep-antistoffen anti-A en anti-B.
Toediening van grote hoeveelheden van dit medicijn kan bij bepaalde bloedgroepen, klontering van rode bloedcellen tot gevolg hebben.
Patiënten van één bepaalde bloedgroep kunnen zonder gevaar voor klontering met dit medicijn behandeld worden.
Welke bloedgroep wordt hier bedoeld?
A
bloedgroep A
B
bloedgroep B
C
bloedgroep AB
D
bloedgroep O

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Link

Bloedgroepen
Bloedtransfusie

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Resusfactor

Slide 40 - Tekstslide

Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je (Rh+) of niet (Rh-).         

Rh+ kan bloed krijgen van Rh- en Rh+
Rh- kan alleen bloed krijgen van Rh-.

Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.  
Zij gaan wel antistoffen tegen rhesus maken als zij in aanraking komen met het rhesusantigeen, bijvoorbeeld door bloedtransfusie.
Het rhesus-antigeen is later ontdekt. Omdat het niet in alle examenvragen terugkomt bespreken we het apart.
Het rhesus-antigen is als eerste ontdekt bij het rhesus aapje

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Rhesuskindje
Bij zwangerschappen kan de rhesusfactor voor problemen zorgen. 
Als de moeder Rh- is, en eerder zwanger is geweest van een Rh+ kindje, dan heeft zij antistoffen tegen Rh gemaakt.

Rhesuskindje
Krijgt te weinig zuurstof door afbraak van rode bloedcellen door antistoffen van de moeder
Gevolg: Hersenbeschadiging of overlijden

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link

Bepaal de bloedgroep:
Anti-A: klontering
Anti-B: klontering
Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 45 - Quizvraag

Rhesus positief hebben:
A
WEL antigenen rhesus
B
GEEN antigenen rhesus

Slide 46 - Quizvraag

Wanneer levert de rhesus-factor problemen op bij een zwangerschap?
A
Moeder: rh+ Kind: rh-
B
Moeder: rh+ Kind: rh+
C
Moeder: rh- Kind: rh-
D
Moeder: rh- Kind: rh+

Slide 47 - Quizvraag

Iemand heeft Resus positief bloed.
Welke antigenen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcel?
Welke antistof kan hij maken?
A
Antigen Resus Antistof Resus
B
Antigen Resus Geen antistof Resus
C
Geen antigen Antistof Resus
D
Geen antigen Geen antistof

Slide 48 - Quizvraag

Iemand heeft Resus positief bloed .
Welk bloed kan hij krijgen ?
(letten even niet op bloedgroep)

A
Resus positief bloed Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen 5 1 Stel het aantal punten invoor deze vraag. Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Instellingen Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten.. Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden antistoffen ingespoten? A Alleen antigenen B Alleen antistoffen C Zowel antigenen als antistoffen Quizvraag Resus positief bloed
B
Resus negatief bloed
C
Resus positief en resus negatief bloed
D
Kan je zo niet zeggen

Slide 49 - Quizvraag

Anja heeft bloedgroep 0+
Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?

A
Alleen anti-resus
B
Alleen anti-A en anti-B
C
Zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 50 - Quizvraag