Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Herhaling thema 8 TC A2

Herhaling thema 8 TC A2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Beroepsopleiding

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Herhaling thema 8 TC A2

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord past in de zin?
Mijn baas geeft mij ............ om op vakantie te gaan.
A
simpel
B
gescheiden
C
toestemming
D
paspoort

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
Mijn dochtertje heeft een ......... tand in haar mond.
A
stoep
B
losse
C
gescheiden
D
simpel

Slide 3 - Quizvraag

Vul het goede woord in.
Iedereen kan een ei bakken. Het is heel ......................

Slide 4 - Open vraag

Als je een huis wilt bouwen, moet je eerst t.................. vragen aan de gemeente.

Slide 5 - Open vraag

Vul het extra woordje in.
Marco voelt ................ niet lekker.

Slide 6 - Open vraag

Vul het extra woordje in.
Wij maken ........ zorgen over jou.

Slide 7 - Open vraag

Vul het extra woordje in.
Je kunt ...... via internet zelf inschrijven.

Slide 8 - Open vraag

Vul het extra woordje in.
Jullie melden ...... ziek.

Slide 9 - Open vraag

Jan loopt verkeerd. Hij loopt niet in de goede ....................
A
hoek
B
grap
C
grond
D
richting

Slide 10 - Quizvraag

Ik ben trots op Tim.
Welke zin betekent bijna hetzelfde?
A
Ik vind dat Tim iets goed heeft gedaan.
B
Ik vind dat Tim iets fout heeft gedaan.
C
Ik vind dat Tim iets simpel heeft gedaan.
D
Ik vind dat Tim iets slecht heeft gedaan.

Slide 11 - Quizvraag

Zet de 2e zin in de goede volgorde.
Semra geeft haar zoon een kus,
omdat is trots ze op hem.

Slide 12 - Open vraag

Zet de 2e zin in de goede volgorde.
De man zegt dat
om de hoek is de apotheek.

Slide 13 - Open vraag

Heel snel en niet verwacht
Een heel klein dier
Het waait heel hard
De storm
Plotseling
Het beestje

Slide 14 - Sleepvraag

Maak een goede zin van zin 2.
Fien wil haar deur verven,
dus verf koopt ze.

Slide 15 - Open vraag

Maak een goede zin van zin 2.
Dirk vraagt
of schilderen kan goed Lars.

Slide 16 - Open vraag

Maak een goede zin van zin 2.
Eva gaat naar het buitenland,
als genoeg geld heeft ze.

Slide 17 - Open vraag

Wat is de goede vorm van het woord?
Ik wandel naar het ........ plein.
A
groot
B
grote
C
lekker
D
lekkere

Slide 18 - Quizvraag

Ferdinand draagt graag een ....... pak.
A
grijs
B
grijze
C
vuil
D
vuile

Slide 19 - Quizvraag

Vul in.
We gaan in de vakantie naar de top van de berg .........................
A
waaien
B
touw
C
klimmen
D
draaien

Slide 20 - Quizvraag

Vul in.
Rotterdam heeft de grootste ...... van Nederland
A
touw
B
springen
C
aarde
D
haven

Slide 21 - Quizvraag

Maak een goede vraagzin.
ben je portemonnee verloren jij Waar?

Slide 22 - Open vraag

Maak een goede vraagzin.
gisteren op school Zijn geweest jullie?

Slide 23 - Open vraag

Maak een goede vraagzin.
gezien Heb eergisteren jij die film?

Slide 24 - Open vraag

Schrijf het meervoud.
De brievenbus

Slide 25 - Open vraag

Schrijf het meervoud.
De koffer

Slide 26 - Open vraag

Schrijf het meervoud.
De schaal

Slide 27 - Open vraag