Getallen als 10, 20, 30 en 40 heten tientallen.
Afronden op een tiental betekent het tiental zoeken dat het dichtstbij ligt.
Bijvoorbeeld: 37 afgerond op een tiental is 40.
Het getal 35 ligt precies tussen de tientallen 30 en 40. We spreken af dat we 35 afronden 'naar boven', dus naar 40.
Getallen als 100, 200, 300 en 400 heten honderdtallen. Afronden op een honderdtal betekent het honderdtal zoeken dat het dichtstbij ligt.
Bijvoorbeeld: 242 afgerond op een honderdtal is 200.
250 afgerond op een honderdtal is 300.