Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

6.3 Waar haal ik mijn recht?

6.3 Waar haal ik mijn recht?
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.3 Waar haal ik mijn recht?

Slide 1 - Tekstslide

Kan het recht mij helpen?

Slide 2 - Tekstslide

De gemeente wil bomen kappen in mijn straat en ik ben daar tegen.
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Het tarief voor mijn mobiele telefoon vind ik te hoog.
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

De boete voor een snelheidsovertreding (ik reed 56 waar je 50 mag rijden) ga ik niet betalen
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

De fiets van Erica is gestolen. De dader wordt opgepakt.
A
burgelijk recht
B
bestuursrecht
C
strafrecht
D
staatsrecht

Slide 6 - Quizvraag

Lydia en Bart zijn getrouwd. Ze willen scheiden
A
burgelijk recht
B
bestuursrecht
C
strafrecht
D
staatsrecht

Slide 7 - Quizvraag

Jair woont in Groningen. Hij wil dat de overheid stopt met de gaswinning.
A
burgelijk recht
B
bestuursrecht
C
strafrecht
D
staatsrecht

Slide 8 - Quizvraag

Na de provinciale verkiezing moet de Eerste Kamer gekozen worden.
A
burgelijk recht
B
bestuursrecht
C
strafrecht
D
staatsrecht

Slide 9 - Quizvraag

Na een echtscheiding ontstaat er een conflict over de omgangsregeling van de kinderen en verdeling geld
A
burgelijk recht
B
bestuursrecht
C
strafrecht
D
staatsrecht

Slide 10 - Quizvraag

Een leidinggevende maakt herhaaldelijk seksueel getinte opmerkingen. Toen ik er iets van zei, kreeg ik een week later te horen dat mijn contract niet verlengd zou worden
A
burgelijk recht
B
bestuursrecht
C
strafrecht
D
staatsrecht

Slide 11 - Quizvraag

Privaatrecht & Publieksrecht

Slide 12 - Tekstslide

Burgerlijk recht
Burgerlijk recht of civiel recht.
  • Als burgers het ergens niet over eens zijn, kunnen ze de rechter om een beslissing vragen.
  • Tussen burgers onderling, of burgers en rechtspersonen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een rechtspersoon?
"Een rechtspersoon is een organisatie die als juridische eenheid opereert."

Slide 14 - Tekstslide

Waarbij kan je gebruik maken van het burgerlijk recht?
A
Wanneer je vind dat de pannekoeken van de buurvrouw te koud zijn
B
Wanneer je wilt scheiden van je partner
C
Als je onterecht ontslagen word
D
Wanneer je onterecht belasting moet betalen

Slide 15 - Quizvraag

Bestuursrecht
Hoe moet de overheid het land besturen?

  • Bijv. Als iemand arbeidsongeschikt is, krijgt deze persoon een uitkering.
  • Als iemand nieuw is in NL, heeft hij een inburgeringsplicht.

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer heb je met bestuursrecht te maken?
A
Als je wild plast en een boete krijgt
B
Als je gaat stemmen
C
Als je gaat inburgeren
D
Als je ruzie hebt met de buren over het recht op overpad

Slide 17 - Quizvraag

Strafrecht
Wat burgers in Nederland wel/niet mogen doen.

  • Als iemand wildplast ,krijgt hij een boete.
  • Als iemand beroofd is, kan hij aangifte doen.

Slide 18 - Tekstslide

Staatsrecht
Dit gaat over de organisatie van de Nederlandse staat.

Enkele voorbeelden
  • Iedere Nederlander moet zich houden aan de Grondwet.
  • Iedere Nederlander van 18 jaar en ouder mag stemmen.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer heb je te maken met het staatsrecht?
A
Wanneer je Tweede Kamerlid wilt worden
B
Wanneer je ruzie hebt met je buren over de erfgrens
C
Als je wilt scheiden van je partner
D
Als je belastingaangifte moet doen

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Ben je het niet eens met de beslissing van de overheid?
  • Regeling bezwaar en beroep
Bezwaar
Beroep

Slide 22 - Tekstslide

Maken  opdrachten 6.3

Slide 23 - Tekstslide

Wat is strafbaar?
Of iemand wildplast of een gewelddadige moord pleegt, in beide gevallen wordt de wet overtreden. 

Bij een wetsovertreding krijgt iemand te maken met het strafrecht. In het Wetboek van Strafrecht staan alle strafbare feiten beschreven. 

Ook wordt de strafmaat hierin beschreven: de soort straf en de hoogte van de straf.

Slide 24 - Tekstslide

Het wetboek maakt onderscheid tussen 
twee soorten strafbare feiten: 

overtredingen en misdrijven

Slide 25 - Tekstslide

Een bankier die fraude pleegt en zo miljoenen euro's verduistert, hoort een hogere straf te krijgen dan een overvaller die een paar honderd euro buitmaakt.
Eens
Oneens

Slide 26 - Poll

Hoe hoger iemands inkomen is, hoe hoger de boete moet zijn.
Eens
Oneens

Slide 27 - Poll

Een crimineel moet strafvermindering krijgen als hij besluit te getuigen tegen andere criminelen.
Eens
Oneens

Slide 28 - Poll

Om te zorgen dat mensen minder misdrijven en overtredingen begaan, moet er zwaarder gestraft worden.
Eens
Oneens

Slide 29 - Poll

Overtreding
lichte strafbare feiten
iemand overtreedt een regel
- openbare dronkenschap
- door rood licht of zonder helm rijden
- wildplassen
- gesloten spoorwegovergang oversteken
- op de snelweg fietsen
- rommel op straat gooien
meestal een geldboete, soms ook een taakstraf





Slide 30 - Tekstslide

Misdrijf
zwaardere strafbare feiten

iemand brengt personen of goederen schade toe en zorgt voor veel gevaar
- met te veel alcohol achter het stuur
- doorrijden na een aanrijding
- vandalisme
- diefstal
- handel in drugs, kweken van hennep
- geweld tegen anderen
aantekening op het strafblad en geldboete, taakstraf of gevangenisstraf




Slide 31 - Tekstslide

Overtredingen worden vaak afgedaan met een schikking:
 Een geldboete. 

De boete voor te vroeg afsteken van vuurwerk is €100.
Lopen langs het spoor wordt beboet met €140.
Rommel op straat gooien levert een boete van €140 op.
Voetganger geen voorrang bij zebrapad verlenen is €400 betalen.

Slide 32 - Tekstslide

Bij een strafbaar feit heeft het Openbaar Ministerie (OM) de leiding over het strafrechtelijk onderzoek. 

Een officier van justitie leidt namens het OM het onderzoek van de politie. 

Als er een verdachte in beeld is, dan wordt deze opgepakt door de politie.
- verhoor - officier van justitie - vervolging en welke straf.
- dagvaarding - vonnis van rechter.

Als de verdachte is veroordeeld, is hij geen verdachte meer maar dader.

Slide 33 - Tekstslide

Maken
6.3 

Slide 34 - Tekstslide