Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Grammatik: der, die und das

Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Geslacht: der, die of das? 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

Slide 3 - Tekstslide

mannelijk = der
dieren van het mannelijke geslacht 
bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 
de namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 
bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden

Slide 4 - Tekstslide

vrouwelijk = die
dieren van het vrouwelijk geslacht 
bijv. die Kuh = de koe, die Wölfin = de wolvin 
woorden, die eindigen op: 
-schaft, -ei, -heit, -ung, -keit, -ion, -ität 



Slide 5 - Tekstslide

die Richtigkeit = de juistheid  
die Tradition = de traditie 
die Eigenschaft = de eigenschap  
die Fischerei = de visserij  
die Gelegenheit = de gelegenheid  
die Vorstellung = de voorstelling 
die Identität = de identiteit  

Slide 6 - Tekstslide

namen van bomen en bloemen  bijv. die Birke = de berk, die Eiche = de eik, die Rose = de roos  
veel (niet alle !) woorden die eindigen op een -e bijv. die Reise, die Frage  
de namen van de cijfers  bijv. die Eins, die Zwei  
de meeste Duitse rivieren bijv. die Oder, die Elbe, die Donau  
LET OP: Uitzonderingen: der Rhein, der Main, der Neckar, der Inn

Slide 7 - Tekstslide

onzijdig = das
hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden 
bijv. das Hoffen, das Denken 
woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje 

Slide 8 - Tekstslide

woorden die met Ge beginnen en met e eindigen  
bijv. das Gebäude = het gebouw, das Gemälde = het  
schilderij  
de namen van de letters  
bijv. das A, das B

Slide 9 - Tekstslide

Der, die oder das?

Büchlein
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

Der, die oder das?

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

Der, die oder das?
Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

Der, die oder das?
Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quizvraag

Der, die oder das?
Popkonzert
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

Der, die oder das?
Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Der, die oder das?
März
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

Der, die oder das?
Käse
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

Der, die oder das?
Salat
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

Der, die oder das?
Spielerin
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Der, die oder das?
Kaffee
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Der, die oder das?
Freitag
A
der
B
das
C
die

Slide 21 - Quizvraag

Der, die oder das?
Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

Der, die oder das?
Tier
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

Der, die oder das?

Hengst
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

Der, die oder das?

Königin Maxima

A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

Der, die oder das?
Theater
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

Der, die oder das?
Universität
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Der, die oder das?
Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Der, die oder das?
Mannschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

Der, die oder das?
Freundinnen
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

Der, die oder das?
Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quizvraag

Der, die oder das?

Eins
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quizvraag