Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Basis marketing herhaling

ECM Basis marketing
Toetstraining
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

ECM Basis marketing
Toetstraining

Slide 1 - Tekstslide

Het ontstaan van marketing: zet de stadia in de juiste volgorde?
Productie  - oriëntatie
Product  - oriëntatie
1
2
3
4
5
Verkoop  - oriëntatie
Markt  - oriëntatie
Maatschappelijk markt - oriëntatie

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Bij mesomarketing gaat het om marketing binnen je sector (zoals medewinkeliers-leveranciers-afnemers etc)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Welke P hoort niet bij de standaard 4 P's
A
Prijs
B
Personeel
C
Plaats
D
Promotie

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Is de stelling waar of niet waar?
Zonder communicatie kun je niet aan marketing doen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welk element is GEEN onderdeel van het communicatieproces
A
Geluid
B
Zender
C
Ontvanger
D
Medium

Slide 9 - Quizvraag

Hoe noem je 'het verstoren van het communicatieproces'
A
Herrie
B
Ruis
C
Respons
D
Miscommunicatie

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Communicatie is succesvol als het aan 4 voorwaarde voldoet.
Wat is een voorbeeld van een cognitieve voorwaarde
A
Communicatie heeft voor beide partijen dezelfde emotionele betekenis
B
Hetzelfde kennisniveau hebben en onderwerp is voor beide partijen bekend
C
Beide partijen beheersen dezelfde taal
D
Beide partijen geven dezelfde uitleg aan de boodschappen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Een product heeft enkel een tastbare eigenschap, een dienst heeft ook symbolische eigenschappen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Dienstencontinuüm: welke geeft de juiste volgorde aan van tastbaar naar ontastbaar
A
Onderwijs - Restaurant - Zout
B
Zout - Onderwijs - Restaurant
C
Zout - Restaurant - Onderwijs

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Welk voorbeeld hoort bij de vergankelijkheid van een dienst
A
Je kan een dienst niet vastpakken
B
Dienst is afhankelijk van diegene die hem verleend
C
Een hotelovernachting is de volgende dag niets meer waard
D
Dienst is afhankelijk van de ontvanger (interactief)

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

De productmix bestaat naast het fysieke product zelf ook uit de prijs, de verpakking, het merk en de presentatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Welke soorten elasticiteit zijn behandeld?
A
Prijs-, inkomen- en kruiselasticiteit
B
Prijs-, belasting- en kruiselasticiteit
C
Product-, inkomen- en kruiselasticiteit

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Het koopgedrag van mensen wordt beïnvloed door:
A
prijsveranderingen
B
inkomensveranderingen
C
zowel prijsveranderingen als inkomensveranderingen.

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn de factoren waarmee je rekening houdt bij prijsbepaling?
A
levertijd, kosten en concurrentie
B
distributie, levertijd en concurrentie
C
kosten, vraag en concurrentie
D
communicatie, vraag en concurrentie

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Als je marktleider bent kan je een kostengeoriënteerde prijsstelling toepassen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Welke soort prijsstelling hanteert een bedrijf die een bestaande concurrent uit de markt wilt drukken?
A
Me-too pricing
B
Put-out pricing
C
Stay-out pricing
D
Backward pricing

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Wanneer spreek je van een nieuw product?
A
Een nieuwe levering van een bestaand product
B
Een nieuwe fabrikant maakt een bestaand product na
C
Een verbetering van een bestaand product

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Een magazijnbeheerder weet precies hoeveel pakken koffie hij op voorraad heeft. Dit hoort bij de
A
informatieverschaffingsfunctie
B
opslagfunctie

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Indirecte distributie kent korte en lange kanalen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Bij multichanneling verkoop je meerdere producten tegelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Een voordeel van directe distributie is dat marktinformatie snel ter beschikking komt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Bij de pushstrategie richt de fabrikant zich op de distributeurs door hen kortingen te geven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Tekstslide

Op welke vier aspecten is reclame gericht?
A
Positionering, attitudeverandering, imagoverandering en gedragsverandering.
B
Positionering, houdingsverandering, imagoverandering en herkenning.
C
Herkenning, positionering, houdingsaanpassing en aankopen.

Slide 46 - Quizvraag

Als je wilt dat de consument positief over je product gaat denken, hebben we het in de reclame over:
A
positionering
B
attitudeverandering
C
imagoverandering

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide

Hoe noem je reclame die op de lange termijn gericht is op vergroting van de naamsbekendheid?
A
actiereclame
B
themareclame
C
institutionele reclame

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Tekstslide

Wat is Life-time value?
A
De winst die je in de toekomst van een bepaalde klant verwacht.
B
De waarde die een klant heeft, ook wel klantwaarde genoemd.
C
De betrokkenheid van een klant bij de organisatie

Slide 51 - Quizvraag

Een supermarkt adverteert met de 2e diepvriespizza gratis. Wat voor vorm van reclame is dit?
A
consumentenpromotie
B
salespromotie
C
handelspromotie

Slide 52 - Quizvraag

Slide 53 - Tekstslide

Uit welke twee onderdelen bestaat online marketing
A
Digital en electronic advertising
B
Electronic en internet advertising
C
Internet en social advertising
D
Digital en social advertising

Slide 54 - Quizvraag

Met 'de functionaliteit van een website' wordt bedoeld:
A
Wat je met een website wilt bereiken
B
Makkelijke toegang en relevante informatie
C
De website is altijd uptodate
D
Via google en Yahoo kom je op de website

Slide 55 - Quizvraag

Hoe noem je het verschijnsel dat bezoekers je site opnieuw bezoeken en onthouden?
A
Retentie
B
Preventie
C
Interventie

Slide 56 - Quizvraag

Slide 57 - Tekstslide

Hoe noemen we content die door de gebruiker zelf gemaakt wordt?
A
Content marketing
B
User generated content
C
Customer content

Slide 58 - Quizvraag

Mobile marketing zal in de toekomst nog flink groeien. Wat is de belangrijkste stap om dat mogelijk te maken?
A
De snelheid van de processor in mobieltjes moet toenemen.
B
De landingspagina en de website moet goed te bekijken zijn op een mobiel.
C
De schermen van mobieltjes moeten groter gemaakt worden.

Slide 59 - Quizvraag

Slide 60 - Tekstslide