In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Oefenen SE3
herhaling van belangrijke onderdelen
a.d.h.v. een aantal vragen
Slide 1 - Tekstslide
Hebben werkloosheidsuitkeringen een dempende invloed op een neergaande conjunctuur?
A
JA
B
NEE
Slide 2 - Quizvraag
Onder welke rekening van de betalingsbalans valt het uitbetalen van dividend aan buitenlandse investeerders?
A
lopende rekening > inkomensoverdrachten
B
lopende rekening > dienstenrekening
C
kapitaalrekening > financiele rekening
D
lopende rekening > inkomensrekening
Slide 3 - Quizvraag
In de periode 1975-2010 is zowel het inkomen als de inkomensongelijkheid in Nederland flink toegenomen. Heeft de inkomstenbelasting in Nederland in de periode 1975-2010 een nivellerend of denivellerend effect op het secundaire inkomen gehad?
A
nivellerend
B
denivellerend
Slide 4 - Quizvraag
(2019) 1 Zwitserse Frank = 0,68 euro (2020) 1 Zwitserse Frank = 0,87 euro Bereken in één decimaal nauwkeurig, de procentuele koersdaling /stijging van de euro in Zwitserse Frank. Is er sprake van een appreciatie of depreciatie van de Frank?
A
27,9% appreciatie
B
27,9% depreciatie
C
21,8% appreciatie
D
21,8% depreciatie
Slide 5 - Quizvraag
Koers Zwitserse Frank
(2019) 1 Zwitserse Frank = 0,68 euro
1/0,68 = 1,4706 (koers euro in Zwitserse Frank)
(2020) 1 Zwitserse Frank = 0,87 euro
1/0,87 = 1,1494 (koers euro in Zwitserse Frank)
(1,1494 - 1,4706) / 1,4706 x 100 = -21,8% koers euro in Zwitserse Frank
De Zwitserse Frank is dus in waarde gestegen, dus geapprecieerd.
Slide 6 - Tekstslide
Staat van middelen en bestedingen Nederland, 2013 (in miljarden euro's)
Wat moet er bij ? staan?
Slide 7 - Open vraag
Y = C + I + O + E - M 642,9 = 289, 6 + 94,3 + 192,6 + 533, 2 - 466,8 Bepaal het nationaal spaarsaldo. Geef aan of er sprake is van een tekort of overschot
A
66,4 tekort
B
66,4 overschot
Slide 8 - Quizvraag
Een economiedocent stelt dat als mensen verwachten dat er deflatie ontstaat, deze verwachting kan leiden tot een verbetering/verslechtering van de conjunctuur. Kies het juiste woord.
A
verbetering
B
verslechtering
Slide 9 - Quizvraag
Bij onderbesteding > de vraag daalt > de productie daalt > de werkloosheid stijgt > ....
A
de prijzen stijgen
B
het inkomen daalt
C
de bezettingsgraad stijgt
D
de werkgelegenheid neemt toe
Slide 10 - Quizvraag
De laatste vraag! Vul in: Appreciatie van de euro > wisselkoers ... > export ...
A
wisselkoers stijgt, export stijgt
B
wisselkoers daalt export daalt
C
wisselkoers stijgt, export daalt
D
wisselkoers daalt, export stijgt
Slide 11 - Quizvraag
Veel succes!
Blok 1 – thema geldzaken en welvaart Wo 6/4 11.30 uur