A2: Oefentoets Thema 4

• NT2
• Beroepsopleiding

Oefentoets thema 4

Niveau A2

Ben je klaar voor de oefentoets?

😒🙁😐🙂😃

Welke blauwe
woorden ken je nog?

Start oefentoets

schrijven | dictee

Wat hoor je?

zin 1

Wat hoor je?

zin 2

Wat hoor je?

zin 3

Wat hoor je?

zin 4

Wat hoor je?

zin 5

schrijven | maak zinnen

Maak een zin met....
OVERMORGEN.

Maak een zin met .....
BESTELLING.

Maak een zin met .....
VOORSTELLEN (werkwoord).

Maak een zin met .....
SYSTEEM.

Maak een zin met .....
UITZOEKEN (werkwoord).

schrijven | een klacht

verbeter 'de klacht'

Beste meneer Van Appelen,

Ik heb een magnetron bij uw gekogt. Ik heb haar op 12 maart gekocht, omdat hij doet het niet. Mijn eten word niet warm en een knop is kaapot. Hij ook maakt veel lawaaj.

Wil ik graag het magnetron die werkt. Kunt u oplossen deze problem?

Ik hopen dat u snel reageerd. Alvast bedankt voor u rejactie.

Met Vriendelijke Groetjes, 

Sandra Binker 

De klacht (zonder fouten)

Beste meneer Van Appelen,

Ik heb een magnetron bij u gekocht. Ik heb hem op 12 maart gekocht maar hij doet het niet. Mijn eten wordt niet warm en een knop is kapot. Hij maakt ook veel lawaai.

Ik wil graag een magnetron die werkt. Kunt u dit probleem oplossen?

Ik hoop dat u snel reageert. Alvast bedankt voor uw reactie.

Met vriendelijke groet, 

Sandra Binker 

Wat is belangrijk?

Waar letten we op?

1. Heb je alle vragen beantwoord?
2. OF | Heb je alle klachten benoemd?
3. Staan de woorden op de goede plaats in de zin?
4. Heb je de goede vorm van het werkwoord gebruikt?
5. Heb je de goede tijd van het werkwoord gebruikt?
6. Moet je de, het, een gebruiken?
7. Heb je de woorden goed gespeld? 
8. Kan de ander jouw klacht goed lezen?

grammatica | mij, jou, u ....

Vul het juiste woord in.
Ik sta voor het raam van Linda.
Zij ziet ... niet.

1. u
2. haar
3. mij
4. ons

Vul het juiste woord in.
Vlad heeft veel rommel in huis.
Zijn vriend helpt ... opruimen.

1. hem
2. haar
3. hij
4. hun

Vul het juiste woord in.
Wij maken vrijdag de toets.
Dan doen wij ... best.

1. wij
2. ons
3. jullie
4. hen

grammatica | hij, het, ze

Vul het juiste woord in.
Het kind eet graag wortels.
... lijkt wel een konijn.

1. ze
2. hij
3. het

Vul het juiste woord in.
Mijn cursisten zijn heel leuk
... zijn de leukste van allemaal!

1. ze
2. hij
3. het

Vul het juiste woord in.
Vrijdag maken we een toets.
Deze keer is ... vast makkelijk.

1. ze
2. hij
3. het

grammatica | begin met 'rest

Maak af...
Op de basisschool komen kinderen.
OP MIJN SCHOOL...

Maak af...
Mijn jas is kapot.
GELUKKIG...

Maak af...
Ik heb heel veel dorst.
DAAROM...

Maak af...
Ik moet morgen eerst naar de dokter.
MISSCHIEN...

Maak af...
Ik moet morgen naar de dokter.
HELAAS...

Hoe ging het?

heel moeilijk

een beetje moeilijk

niet makkelijk niet moeilijk

een beetje makkelijk

heel makkelijk

Tijd over?

woordenschat oefenen op Quizlet