Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Werkwoorden 2 les 27-47 Voltooide tijd

Werkwoorden 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden 

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?


Herhalen voltooide tijd   

Slide 2 - Tekstslide

Voltooide tijd 
  • - regelmatige werkwoorden 
  • - onregelmatige werkwoorden 
  • - hebben of zijn 

                 

Slide 3 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
1.    wij maken
2.kijk naar de laatste letter : k
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA> voltooid deelwoord krijgt  een -t
     NEE> voltooid deelwoord krijgt een -d
4. Schrijf ge- voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.
ge- maak-t           gemaakt

Slide 4 - Tekstslide

werkwoorden met iets ervoor..
Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge_

bestellen        ik bestel        ik heb besteld
herhalen         ik herhaal     ik heb herhaald
gebruiken      ik gebruik      ik heb gebruikt

Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :   
                         ik heb een pizza besteld.

Slide 5 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)

samenwerken         ik  werk samen.    Wij werken elke dag samen
uitleggen                 ik leg uit.                 Wij leggen de som uit.
terugbellen             ik  bel terug            Wij bellen morgen terug.

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 6 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden

 
Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren .

Slide 7 - Tekstslide

hebben/zijn
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.

Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen
blijven                         overlijden            vertrekken
gaan                             worden                 trouwen  


Slide 8 - Tekstslide

plukken
Gisteren heb ik bloemen .............

Slide 9 - Open vraag

verbeteren
Nahom heeft de fouten

Slide 10 - Open vraag

oprapen
Tolga en Jan hebben het samen

Slide 11 - Open vraag

aanraken
Hij heeft de slang.............

Slide 12 - Open vraag

klaarmaken
Jullie hebben het eten lekker

Slide 13 - Open vraag

hardlopen
Hij heeft ....... in het bos

Slide 14 - Open vraag

opgroeien
Hij is niet in Nederland ............................

Slide 15 - Open vraag


Slide 16 - Open vraag

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik kan onregelmatige  en regelmatige werkwoorden in de voltooide tijd juist schrijven.

    Slide 17 - Tekstslide

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de voltooide tijd schrijven?

    Slide 18 - Tekstslide

    Slide 19 - Tekstslide