Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Basis marketing toetstraining

ECM Basis marketing
Toetstraining
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

ECM Basis marketing
Toetstraining

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de factoren waarmee je rekening houdt bij prijsbepaling?
A
levertijd, kosten en concurrentie
B
distributie, levertijd en concurrentie
C
kosten, vraag en concurrentie
D
communicatie, vraag en concurrentie

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Als je marktleider bent kan je een kostengeoriënteerde prijsstelling toepassen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Welke soort prijsstelling hanteert een bedrijf die een bestaande concurrent uit de markt wilt drukken?
A
Me-too pricing
B
Put-out pricing
C
Stay-out pricing
D
Backward pricing

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer spreek je van een nieuw product?
A
Een nieuwe levering van een bestaand product
B
Een nieuwe fabrikant maakt een bestaand product na
C
Een verbetering van een bestaand product

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Een magazijnbeheerder weet precies hoeveel pakken koffie hij op voorraad heeft. Dit hoort bij de
A
informatieverschaffingsfunctie
B
opslagfunctie

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Indirecte distributie kent korte en lange kanalen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bij multichanneling verkoop je meerdere producten tegelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Een voordeel van directe distributie is dat marktinformatie snel ter beschikking komt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Bij de pushstrategie richt de fabrikant zich op de distributeurs door hen kortingen te geven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Op welke vier aspecten is reclame gericht?
A
Positionering, attitudeverandering, imagoverandering en gedragsverandering.
B
Positionering, houdingsverandering, imagoverandering en herkenning.
C
Herkenning, positionering, houdingsaanpassing en aankopen.

Slide 21 - Quizvraag

Als je wilt dat de consument positief over je product gaat denken, hebben we het in de reclame over:
A
positionering
B
attitudeverandering
C
imagoverandering

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Hoe noem je reclame die op de lange termijn gericht is op vergroting van de naamsbekendheid?
A
actiereclame
B
themareclame
C
institutionele reclame

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Wat is Life-time value?
A
De winst die je in de toekomst van een bepaalde klant verwacht.
B
De waarde die een klant heeft, ook wel klantwaarde genoemd.
C
De betrokkenheid van een klant bij de organisatie

Slide 26 - Quizvraag

Een supermarkt adverteert met de 2e diepvriespizza gratis. Wat voor vorm van reclame is dit?
A
consumentenpromotie
B
salespromotie
C
handelspromotie

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Uit welke twee onderdelen bestaat online marketing
A
Digital en electronic advertising
B
Electronic en internet advertising
C
Internet en social advertising
D
Digital en social advertising

Slide 29 - Quizvraag

Met 'de functionaliteit van een website' wordt bedoeld:
A
Wat je met een website wilt bereiken
B
Makkelijke toegang en relevante informatie
C
De website is altijd uptodate
D
Via google en Yahoo kom je op de website

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem je het verschijnsel dat bezoekers je site opnieuw bezoeken en onthouden?
A
Retentie
B
Preventie
C
Interventie

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Hoe noemen we content die door de gebruiker zelf gemaakt wordt?
A
Content marketing
B
User generated content
C
Customer content

Slide 33 - Quizvraag

Mobile marketing zal in de toekomst nog flink groeien. Wat is de belangrijkste stap om dat mogelijk te maken?
A
De snelheid van de processor in mobieltjes moet toenemen.
B
De landingspagina en de website moet goed te bekijken zijn op een mobiel.
C
De schermen van mobieltjes moeten groter gemaakt worden.

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide