Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Examen schrijven - laatste tips

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Tip 1
Samengestelde zelfstandige naamwoorden schrijf je zo kort mogelijk

Slide 2 - Tekstslide

Wat is juist geschreven
A
corona crisis
B
coronacrisis

Slide 3 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Montageband
B
Montage band

Slide 4 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Productontwerp
B
Product ontwerp

Slide 5 - Quizvraag

Tip 2
Start een zin zo min mogelijk met IK.

Slide 6 - Tekstslide

Tip 3
Als je niet exact weet waar de komma moet komen te staan, zet dan een PUNT en start een nieuwe zin. 

Slide 7 - Tekstslide

Er komt vaak ook een komma als er midden in de zin een voegwoord staat. Bijvoorbeeld bij omdat, doordat, zoals, terwijl, aangezien, want en maar. 

Slide 8 - Tekstslide

Zet je een komma voor of achter OMDAT
A
,omdat
B
omdat,

Slide 9 - Quizvraag

Tip 4
Plaatsnamen, merknamen, landen, feestdagen schrijf je met een hoofdletter.

Heer - alleen als je het over de grote lieve Heer in de hemel hebt.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is juist geschreven
A
Corona
B
corona

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist geschreven
A
november
B
November

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist geschreven
A
Pasen
B
pasen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist geschreven
A
amsterdam
B
Amsterdam

Slide 14 - Quizvraag

Tip 5
Schrijf cijfers en getallen tot de tien uit. 
Bijv. data

Slide 15 - Tekstslide

Wat is juist geschreven
A
Twee punten
B
2 punten

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist geschreven
A
2-11-2012
B
2 november 2012

Slide 17 - Quizvraag