Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

week 15 (short answers/understanding technical information/listening)

Tuesday 1 June
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Tuesday 1 June

Slide 1 - Tekstslide

Listening: je begrijpt technische informatie
Je kunt op drie manieren naar technische informatie luisteren.

* Je luistert globaal om de grote lijnen uit de informatie te halen. (Je volgt een presentatie over de nieuwe regels voor het bezoekuur in het ziekenhuis.)

* Je luistert intensief als je ook alle details wilt begrijpen. (Je moet een nieuwe collega inwerken en je krijgt informatie over hoe je dit moet doen.)

* Je luistert gericht als je er alleen heel specifieke informatie uit wilt halen. (Je wilt weten of een bepaald medicijn specifieke bijwerkingen heeft voor diabetici.)

Slide 2 - Tekstslide

Als je een technische uitleg krijgt, luister intensief
Is het mogelijk om je voor te bereiden, bijvoorbeeld door vooraf al iets te lezen over wat je gaat horen? Doe dat dan! Het helpt je om de tekst beter te begrijpen.

Is er bij de informatie ook beeld? Bekijk de afbeeldingen dan goed. Ze kunnen je helpen om de informatie te begrijpen.

Bepaalde woorden helpen je om te weten wat belangrijk is: important, essential, vital (belangrijk).

Signaalwoorden vertellen je onder andere dat er een voorbeeld komt: for example (bijvoorbeeld), for instance (bijvoorbeeld). Of ze geven een volgorde aan: first(ly), second(ly), next, then, also, moreover (bovendien), next (volgende) en finally (ten slotte).

Bij getallen, maten, gewichten, bestelnummers, enzovoort, komt het luisteren heel precies. Noteer ze direct.
Controleer of je de uitleg hebt begrepen door de informatie op te schrijven. Lukt dat niet, vraag dan om herhaling.

Slide 3 - Tekstslide

Als je alleen een klein deel van de besproken informatie nodig hebt, dan luister je gericht
Wacht tijdens het luisteren niet op het stukje informatie dat je nodig hebt. Voordat het onderwerp aan bod komt, kan er ook al relevante informatie over het onderwerp langskomen. Zorg dus dat je ten minste globaal luistert.

Je kunt van tevoren bedenken welke woorden er voorbij zouden kunnen komen en hoe die woorden klinken in het Engels. Je weet dan tijdens het luisteren wanneer je extra alert moet zijn.

Als het stukje informatie langskomt dat je nodig hebt, maak dan aantekeningen.

Begrijp je dingen daaruit niet, vraag dan indien mogelijk om herhaling of verduidelijking.

Slide 4 - Tekstslide

Luisteren op het examen
Het centraal examen lezen/luisteren maak je in je eigen tempo. Je hebt dan dus de mogelijkheid om een fragment opnieuw af te spelen. Ook mag je een papieren woordenboek Engels-Nederlands meenemen.

Slide 5 - Tekstslide

Grammar: short answers
In het Nederlands reageren we soms heel kort op een vraag, met alleen ja of nee.

Ken je Ismail? - Ja.
Is Kerkrade een grote stad? - Nee.

In het Engels is het niet beleefd om alleen maar met yes of no te antwoorden. Je gebruikt een kort zinnetje:

Do you know Ismail? - Yes, I do.
Is Kerkrade a big city? - No, it isn’t.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je short yes/no answers?

     Je geeft als volgt een kort antwoord in het Engels:
    
            Yes/No, + onderwerp + werkwoord

Is it true?
Yes
it
is.
No
it
isn't.
Dus ook een short yes/no answer heeft een vaste zinsvolgorde!!!
Denk aan de zinsvolgorde in het Engels:

Onderwerp + gezegde. Dit houd je ook aan in de short yes/no answers. 

Slide 7 - Tekstslide

Het werkwoord bij short yes/no answer
In je korte antwoord herhaal je het eerste werkwoord uit de vraag. 

Bijvoorbeeld:

Vraag: Can you explain how electricity works?
Het eerste werkwoord is: can, dus: Yes, I can. of: No, I can’t.

Vraag: Do you have a driver's license?
Yes, I do./No, I don't. 

Has Mary been to Spain?
Yes, she has. No, she hasn't. 

Slide 8 - Tekstslide

Het onderwerp (wie of wat) in de zin.
Het onderwerp van een kort antwoord is altijd: I, you, he, she, it, we, they of there.

 

Is Doris at home? - Yes, she is. / No, she isn’t. 
(Dus: ‘Doris’ wordt ‘she’)

Are these trees old? - Yes, they are. / No, they aren’t.
(‘these trees’ wordt ‘they’)

Are there any people in the room? - Yes, there are. / No, there aren’t.

Slide 9 - Tekstslide

Wat doe je om een short yes/no answer te geven?
A
Je herhaalt het 1e werkwoord
B
Je herhaalt alle werkwoorden
C
Je herhaalt de hele zin
D
Je zegt alleen 'yes' of 'no'

Slide 10 - Quizvraag

Give the short yes/no answer:
Can I walk the dog later? +

Slide 11 - Open vraag

Give the short yes/no answer:
Am I invited to the party? +

Slide 12 - Open vraag

Give the short yes/no answer:
Does Richard like that? -

Slide 13 - Open vraag

Give the short yes/no answer:
Has Alex given you his phone number? -

Slide 14 - Open vraag

Opdracht uit Nu Engels
Listening 3.4 Uitleg en Grammar
Exercise 1 till 3, exam exercise and Grammar practice 11

Extra practice:
Exercise 4 & 5, extra exam exercise and extra Grammar practice 11

Slide 15 - Tekstslide