In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H3 en H4 Klantreis en
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het doel van een klantenkaart?
A
Het is een beloningssysteem voor de klant, zodat de klant vaker terugkomt
B
Het is een spaarpuntensysteem, zodat de klant met de spaarpunten aankopen kan doen
C
Het is een beloningssysteem voor de klant, zodat de klant korting kan krijgen op sommige aankopen
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 2 - Quizvraag
Wat kan een probleem zijn bij de zelfscan kassa?
A
Iemand heeft niet alle artikelen gescand
B
Er is minder persoonlijk contact
C
Door steekproefcontroles moet je langer wachten
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 3 - Quizvraag
Wat zijn de mogelijkheden om bijverkoop te stimuleren?
A
Met de klant mee te denken
B
Weten hoe je het saldo van de cadeaukaart kunt checken
C
Weten hoe je het artikel het best kunt onderhouden
D
Geen van de antwoorden is goed
Slide 4 - Quizvraag
In welke fase vindt de verkoopafhandeling plaats. Welke stelling is juist? a. In de aankoopfase b. In de servicefase c. In de overwegingsfase
A
Stelling a en c zijn juist
B
Stelling b en c zijn juist
C
Stelling a en b zijn juist
D
Geen enkele stelling is juist
Slide 5 - Quizvraag
Waar of niet waar? Winkeliers hebben liever dat je betaalt met contant geld.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
De barcode of EAN code staat voor
A
European Assistence Nomination
B
European Article Number
C
European Assistence Number
D
European Article Nomination
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn nadelen van kopen op krediet.
A
Gevoelig voor storingen
B
Niet algemeen aanvaard
C
Gevoelig voor fraude
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 8 - Quizvraag
Uit hoeveel cijfers bestaat de EAN barcode?
A
7
B
9
C
11
D
13
Slide 9 - Quizvraag
Waar of niet waar? Een formulier waarop de inhoud van de kassa is vastgelegd is de kassadagstaat
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Hoe meld je je aan bij de kassa?
A
Ik hoef me niet aan te melden, de kassa staat al aan
B
Ik wacht even tot mijn collega mij heeft aangemeld
C
Ik meld me aan met mijn personeelscode of soms met mijn vingerafdruk
D
Alle antwoorden zijn fout.
Slide 11 - Quizvraag
Waar let je op bij het POS (Point of Sale
A
Je let erop dat je zelf en de verkoopomgeving er verzorgd uit ziet
B
Je let erop of de presentaties rond de kassa goed in het zicht staan
C
Je let erop dat de kassa al aanstaat, zodat je meteen kunt beginnen.
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 12 - Quizvraag
Het vier-ogenprincipe houdt in:
A
Jij telt het geld en de ander controleert de ingevulde bedragen in de kassadagstaat.
B
Jij telt met twee personen de inhoud van de kassa, gezellig samen.
C
Het geld tel je zelf eerst. Daarna telt een ander de inhoud van de kassa.
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 13 - Quizvraag
Wat is geen erkend verkoopsysteem?
A
Zelfbediening
B
Zelfkeuze
C
Bediening
D
Semi-zelfkeuze
Slide 14 - Quizvraag
Welke stelling mbt de invloed van het verkoopsysteem op een verkoopgesprek is niet waar?
A
Het verkoopsysteem heeft geen invloed op de duur van het gesprek
B
Het verkoopsysteem heeft geen invloed op de diepgang van het gesprek
C
Het verkoopsysteem heeft geen invloed op de hoeveelheid uitgewisselde informatie van het gesprek
D
Alle antwoorden zijn niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Welke klant heeft een gerichte koopwens?
A
"Ik wil graag een scheerpakket met leuke producten voor Vaderdag."
B
"Morgen krijg ik gasten en ik wil Grieks voor hen koken. Heeft u een idee?"
C
"Heeft u voor mij een kilo kippenvleugeltjes?"
D
"Mijn neefje is overmorgen jarig, ik zoek een leuk cadeau voor hem".
Slide 16 - Quizvraag
Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? 1. Een open vraag is sturender dan een gesloten vraag. 2. Een coctail vraag levert meer informatie op dan een gesloten vraag.
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
1 en 2 zijn juist.
D
1 en 2 zijn onjuist.
Slide 17 - Quizvraag
Helaas heb je een klant niet kunnen overtuigen om over te gaan tot aankoop van een artikel. Het verkoopgesprek nadert zijn einde. Wat is nu je belangrijkste taak als verkoper?
A
op een vriendelijke en prettige manier afscheid nemen van de klant
B
de klant een laatste keer proberen te overtuigen het artikel te kopen
C
het gesprek snel afronden, zodat je een volgende klant kunt helpen
D
geen van de drie antwoorden is juist
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn de servicemogelijkheden als de klant zijn aankopen afrekent?
A
Uitleg over acties/kortingen
B
Inpakken van de aankopen
C
Wijzen op loyaliteitsprogramma’s
D
Alle drie antwoorden zijn goed
Slide 19 - Quizvraag
Welke stof moet je leren voor de aankomende toets
A
H1 t/m H4 uit het boek Klantreis en Visual merchandising
B
H3 en H4 uit het boek
Retaillandschap en retailmarketing
C
H1 t/m H4 uit het boek
Retaillandschap en retailmarketing
D
H3 en H4 uit het boek
Klantreis en Visual merchandising