Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Modale werkwoorden
Hallo ihr Lieben, willkommen bei Deutsch!
Het doel van deze les is dat:
- je de vervoeging van de modale werkwoorden kent
- je de modale werkwoorden in zinnen kunt vertalen
1 / 27
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
27 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslide
en
3 videos
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Hallo ihr Lieben, willkommen bei Deutsch!
Het doel van deze les is dat:
- je de vervoeging van de modale werkwoorden kent
- je de modale werkwoorden in zinnen kunt vertalen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
dürfen
mögen
wollen
können
wissen
sollen
müssen
Sleep de betekenis rechts naast het juiste werkwoord
moeten (wens van een ander)
willen
lusten, lekker vinden, houden van
weten
moeten (noodzaak)
kunnen
mogen
Slide 3 - Sleepvraag
Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin?
Du magst
keinen Kaffee.
A
Je mag
B
Je kunt
C
Je lust
D
Je mocht
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin?
Ihr dürft
nicht spicken!
A
Jullie durven
B
Jullie denken
C
Jullie moeten
D
Jullie mogen
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin?
Sie weiß
noch nichts von diesem Thema.
A
Ze weet
B
U weet
C
Ze weten
D
Ze wisten
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin?
Du kannst
später kommen.
A
Je komt
B
Je koopt
C
Je kunt
D
Je krijgt
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin?
Sie wollen
bald umziehen.
A
Ze wil
B
Zij willen
C
Ze wilt
D
Zij wilden
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin?
Er soll
noch bleiben.
A
Hij moet
B
Hij zou
C
Het moet
D
Het zou
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin?
Ich muss
mich melden.
A
Ik moest
B
Ik mag
C
Ik meen
D
Ik moet
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Video
Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Jij moet)... zur Toilette gehen.
Slide 12 - Open vraag
Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Kun jij)... mir helfen?
Slide 13 - Open vraag
Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Jullie mogen) hier nicht parken.
Slide 14 - Open vraag
Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Ik moet) gehen von meiner Mutter.
Slide 15 - Open vraag
Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Hij wil) zum Strand gehen.
Slide 16 - Open vraag
Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Zij lust) keinen Alkohol.
Slide 17 - Open vraag
Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Jullie weten) die Antwort.
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Video
Welk werkwoord moet je gebruiken?
Dat moest wel zo eindigen.
A
müssen
B
sollen
C
wissen
Slide 20 - Quizvraag
Welk werkwoord moet je gebruiken?
Wie iets verdienen wil, moet werken.
A
werden
B
sollen
C
müssen
Slide 21 - Quizvraag
Welk werkwoord moet je gebruiken?
Je moet om 22 uur thuis zijn!
A
sollen
B
wollen
C
müssen
Slide 22 - Quizvraag
Welk werkwoord moet je gebruiken?
U moet hier overstappen.
A
müssen
B
dürfen
C
sollen
Slide 23 - Quizvraag
Hoe nuttig vond je deze les en oefeningen?
A
Totaal niet nuttig
B
Niet nuttig
C
Een beetje nuttig
D
Heel nuttig
Slide 24 - Quizvraag
Hoeveel heb je geleerd van deze les en oefeningen?
A
Niks geleerd
B
Weinig geleerd
C
Iets geleerd
D
Veel geleerd
Slide 25 - Quizvraag
Omschrijf 1 top van deze les:
Slide 26 - Open vraag
Omschrijf 1 tip voor deze les:
Slide 27 - Open vraag