Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Quiz BIOT Enzymen

Eiwitten zijn opgebouwd uit ....
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieBeroepsopleiding

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Eiwitten zijn opgebouwd uit ....

Slide 1 - Open vraag

De energie die nodig is om een reactie te laten verlopen wordt ......... genoemd

Slide 2 - Open vraag

Enzymen worden tijdens de reactie verbruikt
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet de plaats waar het substraat aan het enzym bindt?

Slide 4 - Open vraag

Hulpstoffen tijdens enzymreacties worden cofactoren genoemd. Hoe noem je een organische cofactor?

Slide 5 - Open vraag

Noem een vb van een organische en een anorganische cofactor

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een enzymbepaling en enzymatische bepaling?

Slide 7 - Open vraag

Welke verschillende factoren hebben invloed op de enzymactiviteit?

Slide 8 - Open vraag

Waarom worden er buffers gebruikt bij enzymbepalingen?

Slide 9 - Open vraag

Als de temperatuur te hoog wordt, kunnen enzymen denatureren. Leg uit

Slide 10 - Open vraag

Enzymbepalingen worden uitgevoerd onder juiste en constante omstandigheden. Welke?

Slide 11 - Open vraag


Slide 12 - Open vraag


Slide 13 - Open vraag

Welk type remming hoort bij A (groen) en welke bij B (blauw)?

Slide 14 - Open vraag

Hoe heet de remming waarbij het gevormde product als inhibitor optreedt?
A
irreversible remming
B
competitieve remming
C
productinhibitie
D
niet-competitieve remming

Slide 15 - Quizvraag

Welke eenheid heeft U in U/L?

Slide 16 - Open vraag

De AF bepaling is een ........ bepaling
A
substraat
B
enzymatische
C
enzym
D
Huh? wat?

Slide 17 - Quizvraag

AF bepaling:
bij welk punt meet je de enzymactiviteit?
A
1
B
2
C
3

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent de Km bij een enzymbepaling?
A
hoe sterk het substraat aan enzym bindt
B
affiniteit tussen substraat en enzym
C
is de substraatconc waarbij Vmax 1/2 is
D
geen idee??!!

Slide 19 - Quizvraag

Welke substraat-concentratie is nodig bij punt 3?
A
0,01 - 0,1 Km
B
0,1 - 1,0 Km
C
1,0 - 10 Km
D
10 - 100 Km

Slide 20 - Quizvraag

TE bepaling:
0,1 ml monster in 5,0 ml biureetreagens
Hoe vaak wordt verdund?
A
5,1 x
B
50 x
C
51 x
D
25 x

Slide 21 - Quizvraag

Een pipetteerfout van het reagens heeft meer effect op de uitslag dan een pipetteerfout van het patientmonster
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de concentratie TE die je hebt berekend in opdracht 2 -> deel 3 -> vraag b?

Slide 23 - Open vraag

Een oplossing van KmnO4 (20.0 mmol/L) wordt 50 x verdund. De extinctie wordt gemeten (tov water en 1 cm cuvet) en bedraagt 0.825. Wat is de molaire extinctiecoëfficiënt van kaliumpermanganaat bij 525 nm?

Slide 24 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de monsterblanco en reagensblanco?

Slide 25 - Open vraag

En wat is dan de bepalingsblanco??

Slide 26 - Open vraag

Ik vond deze les ...
A
leuk
B
niet zo leuk
C
kinderachtig
D
hadden we les?

Slide 27 - Quizvraag