Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

TC A2 3.2 omdat als (CdG)

omdat - als
bij TaalCompleet A2 thema 3.2
materiaal uit Van A tot Zin 4.11
Carolien
 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

omdat - als
bij TaalCompleet A2 thema 3.2
materiaal uit Van A tot Zin 4.11
Carolien
 

Slide 1 - Tekstslide

omdat   -   als

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

sleepvraag

Je ziet twee vraagzinnen en twee antwoordzinnen.

Sleep de rode zinnen (=antwoord) achter de goede vraag.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer eet je brood?
Waarom eet je een broodje kaas?
Omdat ik het lekker vind.
Als ik op mijn werk ben.

Slide 5 - Sleepvraag

Waarom draag je een bril?
Wanneer draag je een bril?
Omdat ik de letters niet goed kan lezen.
Als ik moet autorijden.

Slide 6 - Sleepvraag

Wanneer ga je met de bus?
Waarom neem je een taxi?
Omdat het slecht weer is.
Als het regent.

Slide 7 - Sleepvraag

Zijn de zinnen goed of fout?

Slide 8 - Tekstslide

De buren zorgen voor mijn kat als ik ben op vakantie.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Tim vraagt hulp als hij de spullen te zwaar vindt.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Wij blijven thuis, omdat we willen televisie kijken.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Laila zit op Nederlandse les, omdat ze wil beter Nederlands spreken.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Aron komt niet op het werk, omdat hij bij zijn zieke kind moet blijven.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Maak de zin af.
Gebruik de woorden tussen haakjes. 
Maak een hele zin.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik kijk op internet, omdat ....  
(zoeken - baan)

antwoord:
Ik kijk op internet, omdat ik een baan zoek. 

Let op: Vul alleen het rode antwoord in.
 

Slide 15 - Tekstslide

Hans gaat naar de huisarts omdat...
(hebben - pijn)

Slide 16 - Open vraag

Anne reist met de bus als ...
(hebben - haast)

Slide 17 - Open vraag

Ik kijk televisie als ....
(zijn - moe)

Slide 18 - Open vraag

Ik drink water, omdat ...
(hebben - dorst)

Slide 19 - Open vraag

De kinderen worden misselijk als ...
(eten - veel)

Slide 20 - Open vraag

Ik neem de trein als ...
(gaan - naar Maastricht)

Slide 21 - Open vraag

Jan en Mieke verven hun kamer, omdat... (willen - een andere kleur)

Slide 22 - Open vraag

Mounir verkoopt zijn bank, omdat ...
(hebben - een nieuwe bank)

Slide 23 - Open vraag

Ik ben verdrietig, omdat
(is overleden - mijn oom)

Slide 24 - Open vraag

Mijn moeder snijdt een ui als ...
(maken - avondeten)

Slide 25 - Open vraag

Hoe vond je deze lessonup?
Typ een woord of zin.

Slide 26 - Open vraag