Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Les 4 HD1 deel 2 aspecten van de communicatie

COMMUNICATIE
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 1.5 min

Onderdelen in deze les

COMMUNICATIE

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerp
Thema 1 Communicatie | Hoofdstuk 1 Aspecten van communicatie

1.7 - Inhoudelijk en relationeel aspect van de communicatie
1.8 - Hoe dichtbij mag de ander komen?
1.9 - Context van de communicatie
1.10 - Eigen manier van communiceren

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Je kan het verschil benoemen en herkennen tussen het inhoudelijke- en relationele aspect in de communicatie. 

Je kent het belang van de context bij communicatie. 




Slide 3 - Tekstslide

Inhoudelijk aspect van communicatie



'Deur dicht!'

Wat is het belang van de inhoud?
Relationeel aspect van communicatie


'Wil je alsjeblieft de deur dicht doen?'

Wat is het belang van de relatie?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hoe dichtbij mag de ander komen?


  • Intieme zone, tot 45 cm
  • Persoonlijke zone, 45 tot 120 cm
  • Sociale zone, 120 tot 360 cm
  • Publieke zone, 360 cm of meer

Slide 6 - Tekstslide

We bekijken zo samen het volgende filmpje van het programma 'Vier handen op een buik'. 

Wat vind je van de afstand die Fajah heeft tot de tienermoeder in deze aflevering? Wat valt je op?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Belangrijk: context van de communicatie
Thuis praat je over andere dingen dan op school of in de wachtkamer van de huisarts. In een wachtkamer kun je het gevoel hebben dat iedereen meeluistert en je daarom meer beperken tot een wat oppervlakkig gebabbel. 

De plek waar je bent beïnvloedt ook hoe je communiceert: praat je op fluistertoon of juist luidruchtig? 
Communiceer je ook non-verbaal of niet?

Slide 9 - Tekstslide

Eigen communicatiestijl
Enthousiast en spontaan of gesloten en afwachtend?
Vastbesloten of onzeker?
Risicomijdend of risicozoekend?
Gevoelig of bot?
Vaag of concreet?

Veel mensen hebben ook veel stopwoordjes. Welke heb jij?

Slide 10 - Tekstslide

Nadeel van stopwoorden
Stopwoordjes verzwakken vaak de boodschap.
'Ik wil salarisverhoging hebben'.
'Ik wil, eigenlijk, eh, zeg maar, salarisverhoging hebben'.

Slide 11 - Tekstslide

Communicatiepatronen
Twee principes:
  1. Gedrag roep tegengesteld gedrag op. 
    Praters worden nóg grotere praters, luisteraars worden nog betere luisteraars.
  2. Gedrag is gericht op samenwerking of op het bereiken van eigen doelen - en dat roept eenzelfde gedrag op. 
    Als iemand onaardig tegen je doet, ben je zelf ook geneigd onaardig terug te doen.

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten
Verwerkingsopdrachten 1.1:
13 t/m 17 en 20

Test je eigen kennis over communicatie: aspecten van communicatie


Slide 13 - Tekstslide

Hoofdstuk 2

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp
Thema 1 Communicatie | Hoofdstuk 2 Communicatieproblemen

2.1 Inleiding
2.2 Communicatieproblemen
2.3 Communicatieproblemen en het communicatieschema

Samen praktijkvoorbeeld lezen.

Slide 15 - Tekstslide

Doel
Je kent problemen bij communicatie en waar deze uit voort kunnen komen. 

Je kunt verbale en non-verbale communicatie op elkaar afstemmen.

Slide 16 - Tekstslide

Communicatieprobleem
Problemen die effectieve communicatie in de weg staan, kunnen voortkomen uit:
  • verschil in achtergrond en gewoonten
  • het verkeerd vertalen van de boodschap
  • het verkeerd begrijpen van de boodschap
  • communicatiestoornissen
  • ruis 

Slide 17 - Tekstslide

Problemen door verschil in achtergrond en gewoonten
Iemands communicatiegedrag wordt namelijk sterk beïnvloed door zijn referentiekader.


Het referentiekader is het geheel van denkbeelden, overtuigingen, gewoonten, waarden en normen die iemand heeft opgebouwd in zijn leven en van waaruit hij de wereld om zich heen interpreteert en beoordeelt.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Problemen bij het vertalen van de boodschap
Bij mondelinge communicatie moet je als zender je boodschap altijd omzetten in woorden, gebaren enzovoort. Dit omzetten van de boodschap noemen we coderen. 
Coderen wil letterlijk zeggen: het omzetten van gegevens. 

Bij de codering van de boodschap kun je las zender verschillende fouten maken, waardoor je boodschap niet goed overkomt.

Slide 20 - Tekstslide

Problemen bij het begrijpen van de boodschap
Net zoals je als zender de boodschap moet omzetten, moet je dat ook als ontvanger doen. In de rol van de ontvanger vang je de (verbale en non-verbale) signalen van de zender op en zet je deze om in een betekenis. Dit proces noemen we decoderen.
Net zoals bij het coderen het nodige mis kan gaan, kan dat ook bij het decoderen gebeuren. De boodschap komt dan niet goed over.

Slide 21 - Tekstslide

Problemen door communicatiestoornissen
Wanneer bij iemand sprake is van onvermogen om adequaat informatie te geven en/of te begrijpen als gevolg van een orgaan- of lichaamsfunctie die ontbreekt, afwijkingen vertoont of beschadigd, spreken we van een communicatiestoornis.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Problemen door ruis
Ruis omvat alle factoren in zender, ontvanger en omgeving die de communicatie bemoeilijken of verstoren. 

  • Interne ruis
  • Externe ruis

Slide 24 - Tekstslide

Communicatieschema
De vorige problemen die in de communicatie kunnen optreden, kun je zichtbaar maken in een communicatieschema.


We bekijken figuur 2.3 Het communicatieschema op bladzijde 45.

Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten
Verwerkingsopdrachten 1.2:
1 t/m 5

Slide 26 - Tekstslide