Je kunt uitleggen waarom de landbouwproductie steeg en de handel en steden weer groeiden.
Je kunt de vier sociale lagen in een middeleeuwse stad noemen en twee functies van een gilde beschrijven.
Je kunt uitleggen dat de burgers van middeleeuwse steden machtiger werden.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Leerdoelen
Je kunt uitleggen waarom de landbouwproductie steeg en de handel en steden weer groeiden.
Je kunt de vier sociale lagen in een middeleeuwse stad noemen en twee functies van een gilde beschrijven.
Je kunt uitleggen dat de burgers van middeleeuwse steden machtiger werden.
Slide 1 - Tekstslide
Steden en handel
Tijdens de vroege Middeleeuwen (500-1000) was bijna iedereen boer. Er was een agrarische samenleving
Vanaf 1000 n.C. kwamen weer steden en handel opzetten. Dit had twee belangrijke oorzaken:
Het drieslagstelsel zorgde ervoor dat er meer grond bewerkt kon worden en dus meer oogst
Woeste gronden werden ontgonnen waarbij bossen en moerassen geschikt werden gemaakt voor landbouw
Gevolgen van deze veranderingen:
Meer voedsel zorgde voor bevolkingsgroei en overschotten om op de markt te ruilen/verkopen
Bij deze markten ontstonden dorpjes met ambacht en handel
Sommige dorpjes groeiden uit tot steden en er ontstond lange afstandshandel zoals binnen de Hanze
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Een ambachtsman maakt of bewerkt producten met de handen (smid, kuiper, timmerman, leerbewerker)
Slide 4 - Tekstslide
Leven in de stad
In de stad woonden burgers. Dat waren vrije mensen: ze waren niet gebonden aan een heer, zoals horigen. Er waren 4 sociale lagen in een stad:
rijke kooplieden en de meesters van een gilde. Zij bestuurden vaak de stad.
middengroep die bestond uit winkeliers en ambachtslieden.
mensen zonder vast werk. Zij waren vaak arm.
oude of zieke mensen. Zij konden niet werken. Door te bedelen of met hulp van de kerk konden zij in leven blijven.
In de stad werkten mensen met hetzelfde beroep samen in een gilde, bijvoorbeeld het schoenmakersgilde. Handelaren en ambachtslieden moesten lid zijn van een gilde om hun werk in een stad te kunnen doen.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Ambachtsgilden
Ambachtslieden gingen samenwerken en richten gilden op
Zo ontstond er bijvoorbeeld een bakkersgilde of timmermansgilde
Alleen mensen die lid waren van een gilde mochten een ambacht uitoefenen
Gilden regelden veel zoals: opleiding, controle prijs en kwaliteit
Een jongen die een ambacht wilde leren (gezel), moest wonen en werken bij een meester en een meesterproef afleggen!
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Geldwisselaars
Door de handel werd geld steeds belangrijker
Elke koning, hertog, graaf of zelfs stad sloeg zijn eigen munt
Op elke markt was er dan een geldwisselaar (of bankier) die precies bepaalde wat de munt waard was
Sommige geldwisselaars namen ook geld in bewaring en openden een bank (want geld meenemen onderweg was onveilig)
Slide 9 - Tekstslide
Bestuur in een stad
In het begin werden steden bestuurd door de heer van het gebied of domein.
Al snel gingen steden stadsrechten kopen van de heer zoals rechten om tol te heffen, markten te houden, een stadsmuur te bouwen of recht te spreken.
De steden bleven wel in ruil belasting betalen aan de heer.
In elke stad was een stedelijke rechtbank. Die bestond uit een schout (voorzitter van de rechtbank) en enkele schepenen (rechters). Naast rechtspraak bestuurden zij ook de stad.
Zij werden gekozen door een klein groepje belangrijke burgers, zoals gildemeesters en rijke kooplieden.
Arme burgers hadden helemaal geen inspraak in het bestuur van de stad.
Slide 10 - Tekstslide
Klik op de afbeelding en zoek Kampen. Van welk handelsverbond was Kampen lid? Upload bij je antwoord de vlag van Kampen!
Slide 11 - Open vraag
Lees de bron. a. Over welke harde maatregel gaat de tekst? b. Bedenk waarom de koning het verdrag tekende
Slide 12 - Open vraag
Noem twee kenmerken van een middeleeuwse stad
Slide 13 - Open vraag
Noteer telkens het juiste antwoord: Na het jaar 1000: 1. Hadden boeren op nieuwe landbouwgronden meer/minder plaats om te wonen. 2. Verdween de horigheid omdat boeren minder/meer bescherming nodig hadden. 3. Hadden de mensen minder/meer vrijheid.
Slide 14 - Open vraag
Kijk naar het schema. Welke zinnen horen bij A t/m E? Maak combinaties van letter en cijfer: 1. Boeren verkochten meer voedsel 2. De bevolking groeide 3. Landbouwtechnieken verbeterden 4. Meer landbouwgrond werd gebruikt 5. Boeren produceerden meer voedsel
Slide 15 - Open vraag
Vul de ontbrekende woorden in: De tijd van steden en staten duurde van .........tot......(1). Toen veranderde de .............(2) samenleving in Europa in een ..................(3) samenleving. Toen was er in gebieden bij water veel .......................(4)
Slide 16 - Open vraag
Welke zin is juist? Stad en platteland hadden elkaar nodig omdat?
A
Het voedsel voor stedelingen werd verbouwd op het platteland
B
Ambachtslieden geen spullen maakten die boeren wilden kopen
C
Op het platteland afspraken werden gemaakt over handel in de steden
D
In de stad regels voor het platteland werden gemaakt
Slide 17 - Quizvraag
Geef aan of er sprake was van verandering of continuïteit: 1. Mensen aten brood gemaakt van graan 2. Sommige boeren werden ambachtsman 3. Mensen bleven veiligheid zoeken 4. Meer mensen werden stedeling
Slide 18 - Open vraag
Wat was een gilde?
Slide 19 - Open vraag
Lid zijn van een gilde had voor- en nadelen. Bij welk cijfer komt een nadeel naar voren? 1. Beperkte vrijheid 2. Beroepsopleiding 3. Feesten 4. Zorg voor zieken
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 20 - Quizvraag
a. Welke drie dingen deden banken met geld? b. Hoe kon een bankier geld verdienen?
Slide 21 - Open vraag
Wat kon je met een meesterproef laten zien?
Slide 22 - Open vraag
Lees de bron. Juist of onjuist? Uit de bron blijkt dat er in Londen in 1200: 1. Geen handel was in luxegoederen 2. Franse handelaren kwamen 3. Syrische handelaren kwamen 4. Handel was in goud en zilver
Slide 23 - Open vraag
Lees het verhaal hiernaast over Jacob de Rijke en leg uit waardoor koningen afhankelijk werden van bankiers