RSG 't Rijks

H2 Communistisch Rusland

H2 Rusland 1914-1945
Communistisch Rusland
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2 Rusland 1914-1945
Communistisch Rusland

Slide 1 - Tekstslide

  • In 1917 grepen communisten (Bolsjewieken) tijdens de Oktoberrevolutie de macht.
  • Daarvoor werd Rusland bestuurd door een Tsaar: Nicolaas II.

Slide 2 - Tekstslide

Lenin.
Leider Bolsjewieken.
1e communistische leider van Rusland.

Slide 3 - Tekstslide

Communisme
  • Bedacht door Karl Marx.
  • Revolutie is nodig om de arbeiders te helpen. 
  • Kapitalisme (winst maken) is slecht: rijken steeds rijker/armen steeds armer. 

Slide 4 - Tekstslide

Communisme
  • Arbeiders (proletariaat) moesten in opstand komen en werken aan samenleving waarin er geen verschil was tussen arm/rijk:  
  • klasseloze maatschappij waarin iedereen gelijk is. 
  • Zonder privébezit.  

Slide 5 - Tekstslide

Burgeroorlog
  • Tussen 1918 en 1922 was er in Rusland een burgerloorlog.
  • Rode leger (Bolsjewieken) tegen Witte leger (tegenstanders oktober Revolutie)
  • Bolsjewieken wonnen: alle macht kwam bij hen te liggen.

Slide 6 - Tekstslide

Wie was de eerste communistische leider van Rusland?
A
Stalin
B
Karl Marx
C
Lenin
D
Nicolaas II

Slide 7 - Quizvraag

Wat past niet bij het communisme?
A
Gelijkheid
B
Arbeiders
C
Karl Marx
D
Privébezit

Slide 8 - Quizvraag

Wat past wel bij het communisme?
A
Gelijkheid
B
Kapitalisme
C
Vrijheid
D
Privébezit

Slide 9 - Quizvraag

Nieuwe staat
  • De hele samenleving werd beheerst door de Communistische Partij:
  • Geheime dienst (opsporen tegenstanders)
  • Strafkampen (voor mensen met andere ideeen)
  • Censuur (media werd beheerst door C.P.)
  • Vakbonden, sportclubs, scholen onder toezicht C.P.

Slide 10 - Tekstslide

Nieuwe staat
  • Ook op economisch gebied namen de Bolsjewieken vergaande maatregelen:
  • Banken en fabrieken werden genationaliseerd (werden zo eigendom van de staat).
  • Groepen arbeiders leidden de fabrieken (productie hierdoor omlaag).

Slide 11 - Tekstslide

Nieuwe staat
  • Economie verslechterde dramatisch!
  • Oplossing: oude bedrijfsleidingen terug onder toezicht CP.

  • Grond onder toezicht van de staat.
  • Boeren ontevreden!
  • Weigerden grote delen van de graanopbrengst af te staan.
  • Of produceerden alleen genoeg voor zichzelf.

Slide 12 - Tekstslide

Nieuwe staat
  • Bolsjewieken stuurden soldaten om de oogst in beslag te nemen.
  • Gevolg: grote hongersnood 1921.
  • Mensen kwamen in opstand: hard neergeslagen

Slide 13 - Tekstslide

Welke maatregelen namen de Bolsjewieken toen ze aan de macht kwamen?
A
Nationalisatie van banken en fabrieken
B
Graanopbrengst werd in beslag genomen
C
Strafkampen voor andersdenkenden
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quizvraag

Nieuwe staat
  • Er kwamen hervormingen: de NEP.
  • Nieuwe Economische Politiek.
  • Boeren mochten overschotten op de vrije markt verkopen.
  • Binnenlandse handel weer toegestaan.
  • Eigenaren lichte industrie mochten hun winst houden.
  • Industrie, banken, transport bleven wel in handen staat.

Slide 15 - Tekstslide

Nieuwe staat
  • Door NEP ontstond er optimisme en vertrouwen in de toekomst.
  • Halverwege jaren 20 produceerde de Sovjet-Unie (naam Rusland vanaf 1922) weer net zoveel als het oude Rusland vlak voor W.O.I.

Slide 16 - Tekstslide

Waar staat de afkorting NEP voor?
A
Nieuwe Economische Politiek
B
Nieuw Economisch Plan
C
Nieuw Economische Partij
D
Nieuw Economische Publiek

Slide 17 - Quizvraag

Noem 1 maatregel uit de NEP

Slide 18 - Open vraag

Nieuwe staat
  • Door NEP ontstond er optimisme en vertrouwen in de toekomst.
  • Halverwege jaren 20 produceerde de Sovjet-Unie (naam Rusland vanaf 1922) weer net zoveel als het oude Rusland vlak voor W.O.I.

Slide 19 - Tekstslide

Werd de NEP een succes?
Leg uit...

Slide 20 - Open vraag

Het arbeidersparadijs 
  • Vanaf 1922 kreeg Lenin meerdere beroertes.
  • Stalin werd partijsecretaris.
  • Hij benoemde bevriende communisten in de top van de Partij en werkte vijanden weg: Stalin erg machtig!

Slide 21 - Tekstslide

Het arbeidersparadijs 
  • In 1924 overleed Lenin.
  • Zijn lichaam werd gemummificeerd en bijgezet in een mausoleum op het Rode plein in Moskou (meer dan 90 jaar nu)
  • Bedevaartsoord.

Slide 22 - Tekstslide

Het arbeidersparadijs
  • 1928 Stalin de machtigste man in de Sovjetunie.
  • Hij wilde een snelle industrialisatie.
  • SU moest een machtige arbeidersstaat worden.
  • Stalin maakte in 1927 een einde aan de NEP.
  • In 1928 voerde hij een planeconomie in.
  • Met vijfjarenplannen (staat bepaalde wat en hoeveel er in 5 jaar geproduceerd moest worden)

Slide 23 - Tekstslide

Het arbeidersparadijs
  • Ontwikkeling zware industrie belangrijk!
  • Consumptiegoederen nauwelijks gemaakt.
  • Spoorwegennet werd uitgebreid.
  • Uiteindelijk werd de SU een groot industrieel land.

Slide 24 - Tekstslide

Stalin besloot de NEP achter zich te laten en met de planeconomie te beginnen.
Dit is een ... verandering.
A
Culturele
B
Sociale
C
Economische
D
Politieke

Slide 25 - Quizvraag

Economische plannen, opgesteld door de regering, waarin stond wat en hoeveel er geproduceerd moest worden in een periode van vijf jaar.
A
Planeconomie
B
Vijfjarenplannen
C
Nationalisatie
D
NEP

Slide 26 - Quizvraag

Boeren in de Sovjetunie
  • Landbouw moest volgens Stalin ook industrialiseren.
  •  Opbrengsten moesten omhoog.
  • Boerderijen werden samengevoegd tot grote boerderijen.
  • Boeren verloren  hun eigen stuk land.
  • Bij protest: strafkamp.
  • Opbrengst viel erg tegen: staat eiste groot deel oogst op.
  • Gevolg: hongersnoden tussen 1929-1933: miljoenen doden.

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 4 op blz. 6 en 7 van het boek.

Slide 28 - Tekstslide