In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
VERBANDEN EN SIGNAALWOORDEN
- je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen
Doe oortjes in
en bekijk de volgende filmpjes!
Ingewikkeld
of niet?
Verbanden in teksten
Verbinden zinnen of alinea’s met elkaar.
Het zijn woorden die aangeven wat voor verband er tussen de verschillende alinea’s of zinnen bestaat.
Signaalwoorden helpen de lezer, geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen alinea’s.
Welk signaalwoord er gebruikt wordt, ligt aan het soort tekstverband.
In een zin of alinea kunnen voorbeelden van zaken gegeven worden.
Signaalwoorden:
bijvoorbeeld - zo - zoals - neem nou - denk aan -
onder andere - ter illustratie
Ik ga graag op vakantie naar warme landen, zoals Aruba, Spanje, Brazilië en Mexico,
De voorbeelden (toelichting) zijn:
Aruba, Spanje, Brazilië en Mexico.
In een zin of een alinea kunnen zaken worden genoemd die elkaars tegenstelling zijn.
Signaalwoorden:
tegenover - maar - hoewel - echter - toch -
aan de ene kant... - aan de andere kant ...
Veel mensen willen naar het optreden van Ed Sheeran, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
De tegenstelling is:
veel mensen → beperkt aantal kaarten
In een zin of een alinea kunnen zaken achter elkaar opgesomd worden. Opsommingen herken je aan een dubbele punt (:), liggende streepjes (-), getallen (1,2,3...) of dots (o)
Signaalwoorden:
ten eerste - ten tweede - bovendien - ook - ten slotte - verder
Voor het maken van pindakaas heb je nodig: 2 zakken gezouten pinda's, 1 zak ongezouten pinda's en 0,5 dl zonnebloemolie.
De opsomming is:
- 2 zakken gezouten pinda's;
- 1 zak ongezouten pinda's;
- 0,5 dl zonnebloemolie.
1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.
2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep signaalwoorden.
3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?
4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.