Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
RSG 't Rijks
‹
Terug naar zoeken
H3 par. 3.4 De handel groeit weer
H3 Kastelen, kloosters en steden
par. 3.4 De handel groeit weer
1 / 42
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
42 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
H3 Kastelen, kloosters en steden
par. 3.4 De handel groeit weer
Slide 1 - Tekstslide
Middeleeuwen
De hele middeleeuwen duurden van 500-1500
De late middeleeuwen duurden van 1000 - 1500
Tijd van steden en staten 1000-1500
Slide 2 - Tekstslide
Invalshoeken
Economisch:
Wat zijn de middelen van bestaan?
Leven mensen van de jacht, landbouw, industrie?
Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
Geld
Slide 3 - Tekstslide
Invalshoeken
Politiek-bestuurlijk:
Bestuur
Wie is de baas?
Welke regels en wetten zijn er?
Slide 4 - Tekstslide
Invalshoeken
sociaal:
Leefomstandigheden van mensen.
Sociale lagen.
Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk?
Leven de mensen in de stad of op het platteland?
Slide 5 - Tekstslide
Invalshoeken
cultureel
:
Gaat vooral over:
geloof
kunst
wetenschap
Slide 6 - Tekstslide
Continuïteit en verandering
Continuïteit
: dingen blijven (langere tijd) hetzelfde.
Verandering
: wanneer dingen anders worden.
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen
• Je kunt uitleggen waarom de handel en de stedenweer groeiden.
• Je kunt de vier sociale lagen in een middeleeuwse stad noemen en uitleggen wat een gilde was.
• Je kunt uitleggen dat de burgers van middeleeuwse steden machtiger werden.
Slide 8 - Tekstslide
Tussen 500 en 1000 waren de meeste mensen in Europa boeren.
Rond het jaar 1000 stegen de opbrengsten van de landbouw.
Hoe kwam dat?
Slide 9 - Tekstslide
Verbeteringen in de landbouw
Ontginnen: land geschikt maken voor de landbouw.
Door bijv. bossen te kappen en moerassen droog te leggen.
Slide 10 - Tekstslide
Verbeteringen in de landbouw
2. Halsjuk.
De adem van het trekdier werd niet meer afgesneden door een touw.
Hierdoor kon het trekdier sneller lopen en ging het ploegen sneller.
Slide 11 - Tekstslide
Verbeteringen in de landbouw
3. IJzeren ploeg
Hiermee kon je de grond beter omspitten dan met een houten ploeg.
Slide 12 - Tekstslide
Markten
Het voedsel dat de boeren over hadden, ruilden ze op markten.
Omdat er meer voedsel was groeide de bevolking.
Slide 13 - Tekstslide
Markten
Markten ontstonden op goed bereikbare plaatsen:
Bij kruispunten van wegen en/of rivieren.
Markten ontstonden ook op veilige plaatsen:
In de buurt van een klooster of een kasteel.
Slide 14 - Tekstslide
Markten
Ambachtslieden en handelaren gingen daar ook wonen, omdat ze er hun producten konden verkopen.
Sommige markten groeiden uit tot steden.
Slide 15 - Tekstslide
Steden
In de steden was veel nijverheid.
Nijverheid: spullen maken.
Ambachtslieden maakten producten die ze wilden ruilen voor voedsel en grondstoffen.
Slide 16 - Tekstslide
Steden
Maar ruilen was lastig.
Boeren ruilden met groenten of eieren die niet lang goed bleven.
Boeren hadden niet altijd nijverheidsproducten (zoals manden, kleding) nodig.
Daarom gaan mensen weer geld gebruiken.
Slide 17 - Tekstslide
Steden
Veel steden en gebieden maakten hun eigen geld.
Er waren dus veel verschillende munten.
Slide 18 - Tekstslide
Geef 1 voorbeeld van een verbetering in de landbouw.
Slide 19 - Open vraag
Wat voor soort verandering is het ontstaan van markten?
A
Een economische verandering
B
Een politiek-bestuurlijke verandering
C
Een sociale verandering
D
Een culturele verandering
Slide 20 - Quizvraag
Dat sommige mensen van het platteland naar de stad verhuisden is een:
A
Economische verandering
B
Een politiek-bestuurlijke verandering
C
Een sociale verandering
D
Een culturele verandering
Slide 21 - Quizvraag
Waar ontstonden in de late middeleeuwen markten? Geef 1 voorbeeld.
Slide 22 - Open vraag
Wat is nijverheid?
A
Zelf producenten maken om te verkopen.
B
Een ander woord voor huishouden.
C
Een eigen winkel hebben.
D
Handel drijven.
Slide 23 - Quizvraag
Sociale lagen platteland
heer
vrije boeren
horigen
Slide 24 - Tekstslide
Sociale lagen stad
De eerste groep waren de rijke kooplieden en de meesters van een gilde.
Zij bestuurden vaak de stad.
Slide 25 - Tekstslide
Sociale lagen stad
2. De tweede groep was een middengroep die bestond uit winkeliers en ambachtslieden.
Slide 26 - Tekstslide
Sociale lagen stad
3. De derde groep bestond uit mensen zonder vast werk. Zij waren vaak arm.
Slide 27 - Tekstslide
Sociale lagen stad
4. De vierde groep bestond uit oude of zieke mensen.
Zij konden niet werken.
Door te bedelen of met hulp van de kerk konden zij in leven blijven.
Slide 28 - Tekstslide
Gilde
In de stad werkten mensen met hetzelfde beroep samen in een gilde.
Je mocht als handelaar of ambachtsman alleen werken als je lid was van een gilde.
Slide 29 - Tekstslide
Hoe werd je lid van een gilde?
1. Je werd eerst leerling bij een meester van een gilde.
2. Een goede leerling werd na een paar jaar een gezel:
een ambachtsman die in dienst was van een meester.
Slide 30 - Tekstslide
Hoe leerde je een beroep?
3. Een gezel kon pas meester worden, als hij met succes een meesterproef had afgelegd.
4. Slaagde de gezel voor de meesterproef:
dan werd hij lid van het gilde
en kon hij een eigen werkplaats beginnen.
Slide 31 - Tekstslide
Gilderegels
De regels werden opgesteld door de meesters samen.
Leden moesten genoeg verdienen om van te kunnen leven.
Er was een vast aantal meesters, dus niet teveel werkplaatsen.
De prijzen lagen vast.
Werktijden lagen vast.
Kwaliteit lag vast.
Hierdoor geen concurrentie!
Gildeleden hielpen elkaar bij ziekte en overlijden.
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Sociale lagen op het platteland.
Wat is de juiste volgorde?
A
Vrije boeren - heer - horigen
B
Heer - horigen - vrije boeren
C
Horigen - vrije boeren - heer
D
Heer - vrije boeren - horigen
Slide 34 - Quizvraag
Sociale lagen in de stad.
Wat is de juiste volgorde?
A
Mensen zonder vast werk - oude en zieke mensen - winkeliers en ambachtslieden - rijke kooplieden en meesters
B
Rijke kooplieden en meesters - winkeliers en ambachtslieden - mensen zonder vast werk - oude en zieke mensen
C
Winkeliers en ambachtslieden - oude en zieke mensen - rijke kooplieden en meesters - mensen zonder vast werk
D
Rijke kooplieden en meesters - winkeliers en ambachtslieden - oude en zieke mensen - mensen zonder vast werk
Slide 35 - Quizvraag
Noem 1 regel van het lidmaatschap bij een gilde.
Slide 36 - Open vraag
Hoe werd je lid van een gilde?
A
Leerling - gezel - meester
B
Gezel - leerling - meester
C
Meester - gezel - leerling
D
Leerling - gezel - meester
Slide 37 - Quizvraag
Steden
Steden werden in het begin bestuurd door de heer van het gebied.
Later kregen steden stadsrechten, de stad mocht hiermee:
zichzelf besturen
eigen regels en weten bedenken
zelf de rechtspraak regelen
een muur om de stad bouwen
een eigen munt slaan
een markt houden
Slide 38 - Tekstslide
Steden
In ruil voor stadsrechten ontving de heer belasting (geld) van de stad.
In het stadsbestuur zaten alleen rijke kooplieden en gildemeesters.
Arme burgers hadden geen inspraak.
Sommige steden werden zo rijk door de handel dat ze zelf een sterk leger hadden. Steden konden dus heel machtig worden.
Slide 39 - Tekstslide
schooltv.nl
Slide 40 - Link
Slide 41 - Video
Geef 1 voorbeeld van een stadsrecht
Slide 42 - Open vraag