RSG 't Rijks

M2 CH 6 herhaling

M2 CH 6 herhaling
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

M2 CH 6 herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal:
Je fais
A
ik heb
B
ik ben
C
ik doe
D
ik maak

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal:
Nous sommes
A
Wij zijn
B
Wij hebben
C
Wij maken
D
Wij gaan

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Vous: avez / fait / vont / êtes
dehors tout le temps
A
avez
B
fait
C
vont
D
êtes

Slide 5 - Quizvraag

Marc et Lisa
a / est / vont / font
leurs devoirs ensemble.
A
a
B
est
C
vont
D
font

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Link

Oefenen met de 4 werkwoorden
tijd: 10 min
hoe: laptop zelfstandig
klaar? -> probeer het rijtje helemaal uit te schrijven uit je hoofd

Hierna gaan we verder met het werkwoord prendre

Slide 8 - Tekstslide

Prendre = nemen

Slide 9 - Tekstslide

Vertaal de volgende zin naar het Nederlands



Prends la première rue à droite

Slide 10 - Tekstslide

prendre
A
nemen
B
redden
C
praten
D
redden

Slide 11 - Quizvraag

vous (prendre)
A
prenons
B
prendez
C
prenez
D
prennent

Slide 12 - Quizvraag

nous (prendre)
A
prends
B
prendons
C
prenons
D
prenez

Slide 13 - Quizvraag

Werkwoord: prendre
je
A
prends
B
prend
C
prennent
D
prenons

Slide 14 - Quizvraag

elle (prendre)
A
prend
B
prends
C
prenez
D
prenons

Slide 15 - Quizvraag

3. Marc et Thomas n’aiment pas la pizza, ils (prendre)_______________ des crêpes
A
prenent
B
prennent
C
prend
D
prends

Slide 16 - Quizvraag

Grammaire - Het vraagwoord quel

Slide 17 - Tekstslide

Het vraagwoord Quel
Het vraagwoord quel, past zich aan bij het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

Quel = Mannelijk Enkelvoud
Quelle = Vrouwelijk Enkelvoud
Quels = Mannelijk Meervoud
Quelles = Vrouwelijk Meervoud

Slide 18 - Tekstslide

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'

............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 19 - Quizvraag

Vul de goede vorm van het vraagwoord 'quel' in.

__________ matière préfères-tu?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 20 - Quizvraag

Vul de goede vorm van het vraagwoord 'quel' in.

__________ est ton nom?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 21 - Quizvraag

____ camping est meilleur
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 22 - Quizvraag

_____ ville est intéressante?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 23 - Quizvraag

_____ activités sont bonnes pour nous
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 24 - Quizvraag

Zet de woorden op de juiste volgorde
répéter / s’il vous plaît / vous / pouvez

Slide 25 - Tekstslide

Geef antwoord in het Frans:
Tu parles français

Slide 26 - Open vraag

Kies: quel/quelle/quels/quelles

............... sont tes repas préférés?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 27 - Quizvraag

Kies: quel/quelle/quels/quelles
............... sont tes chemises préférées?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 28 - Quizvraag

Kies: quel/quelle/quels/quelles

Tu as regardé ..... séries (v)?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 29 - Quizvraag

Choisis : quel / quelle / quels / quelles

Tu vas acheter ..... voiture?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 30 - Quizvraag