In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Tekststructuren
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur
Probleem-oplossingsstructuur
Verleden-hedenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Slide 5 - Tekstslide
Doel van deze les
Je kent het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten.
Je kent het verschil tussen enkelvoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentatie.
Slide 6 - Tekstslide
Argumentatie = Overtuigen
Het is wat het is, want...
Niet-feitelijk
Feitelijk
Slide 7 - Tekstslide
Feitelijke argumenten
Deze zijn te controleren.
Voorbeeld:
De iPhone 11 kun je het beste bij Tele2 kopen.
Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.
Slide 8 - Tekstslide
Waarderend argument
Een waarderend argument kun je niet controleren. Je kunt er ook van mening over verschillen.
Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen.
Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!
Slide 9 - Tekstslide
Over een waarderend argument kun je ... van mening verschillen.
A
wel
B
niet
Slide 10 - Quizvraag
een waarderend argument kan zijn
A
een feit
B
een onderzoek
C
een geloof of overtuiging
D
gezag of autoriteit
Slide 11 - Quizvraag
Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 12 - Quizvraag
Amsterdam heeft veel concertzalen van verschillende groottes.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 13 - Quizvraag
Tot slot raakt onze biologische klok in de war.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 14 - Quizvraag
Zelfgemaakte pizza is lekkerder, want je kunt zelf de ingrediënten kiezen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 15 - Quizvraag
Leerlingen op het Insula moeten een schooluniform gaan dragen.
Wat is een waarderend argument bij dit standpunt?
A
In heel veel landen zijn schooluniformen in gebruik.
B
Het staat leuk als iedereen er hetzelfde uitziet.
C
Als iedereen een schooluniform draagt, valt niemand uit de toon omdat hij 'foute' kleding draagt.
D
Je hoeft 's morgens niet eindeloos te denken over wat je aantrekt naar school.
Slide 16 - Quizvraag
Welke 2 van de onderstaande voorbeelden bevat een waarderend argument?
A
De kans is erg klein dat je iets wint bij de postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
B
Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen weer gaat winnen.
Hij is immers veruit de beste in de debatten.
C
Omdat je met een scooter een grotere kans loopt op een ernstig ongeluk dan op een fiets, lijkt het mij verstandig om scooters te verbieden.
D
Mobieltjes moeten tijdens de les verboden worden. Leerlingen kunnen er echt geen nuttige dingen mee doen
Slide 17 - Quizvraag
Argumentatieschema's
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 18 - Tekstslide
Enkelvoudige argumentatie
Een schrijver onderbouwt zijn mening met één argument.
mening
↑
argument
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Nevenschikkende argumentatie
Een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.
mening
↑
argument 1 ↔ argument 2
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie
Een schrijver onderbouwt een argument met een ondersteunend argument.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Een enkelvoudige argumentatie is...
A
Als een schrijver meer argumenten gebruikt om zijn mening kracht bij te zetten.
B
Wanneer een schrijver een argument onderbouwt met een ondersteunend argument.
C
Als een schrijver zijn standpunt met maar één argument onderbouwt.
Slide 25 - Quizvraag
Als je twee of meerdere verschillende argumenten geeft, dan heet dat:
A
nevenschikkende argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
enkelvoudige argumentatie
Slide 26 - Quizvraag
Dat Nederlands een moeilijk vak is, komt door alle verschillende spellingregels.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
Slide 27 - Quizvraag
Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 28 - Quizvraag
Het Insula College is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers en de docenten zijn betrokken bij de ontwikkeling van de leerlingen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
Slide 29 - Quizvraag
Herhaling argumentatiestructuur
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 30 - Sleepvraag
Aan de slag
Maak opdracht 3 op bladzijde 76/77. De tekst staat op de bladzijde daarna!
timer
20:00
Slide 31 - Tekstslide
Aan de slag
Maak minimaal één oefentoets.
Controleer je eigen werk en stel vragen als je iets niet begrijpt.