RSG 't Rijks

K13 evolutie

 Evolutie theorie
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

 Evolutie theorie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is evolutie
De ontwikkeling van het leven waarbij soorten  ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 2 - Tekstslide

evolutie theorie.
de evolutie theorie gaat uit van de volgende onderdelen:
-mutaties: verandering in genotype
-natuurlijke of kunstmatige selectie
-ontstaan nieuwe soorten door aanpassingen aan het milieu.

Slide 3 - Tekstslide

Darwin.
Darwin heeft de evolutietheorie bedacht. 

evolutie betekend ontwikkelen van leven op aarde doormiddel van mutaties en overlevingskansen.

Slide 4 - Tekstslide

Mutaties
  • Een mutatie = een verandering van een deel van het chromosoom, waardoor het genotype veranderd
  • mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype
  • mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
  • mutatie zichtbaar--> mutant
  • Is een mutatie nuttig => mutatie blijft
  • Is een mutatie niet nuttig => dier heeft een kleinere kans om te overleven dus kan de mutatie niet doorgeven


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

verandering door natuurlijke selectie

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Natuurlijke selectie
Soorten die beter aangepast zijn aan de
omgeving zullen een grotere overlevingskans
hebben.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld van natuurlijke selectie
(survival of the fittest)
van evolutie

Slide 12 - Tekstslide

3. Vul de tekst aan.
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we 
................................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen

Slide 13 - Sleepvraag

Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Mutaties zijn niet noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wie heeft de evolutie van mens en dier ontdekt?
A
Columbus
B
Darwin
C
Marco Polo
D
Einstein

Slide 16 - Quizvraag

Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie

Slide 17 - Quizvraag

Het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving noem je...?
A
Ecologie
B
Charles Darwin
C
Survival of the fittest
D
Evolutie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is GEEN belangrijk sleutelbegrip bij evolutie?
A
Omgeving
B
Generaties
C
Het aangepast zijn van soorten
D
Leergedrag van dieren

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je het proces dat ervoor zorgt dat organismen van dezelfde soort steeds meer van elkaar gaan verschillen?
A
evolutie
B
evolutietheorie
C
isolatie
D
dat bestaat niet

Slide 20 - Quizvraag

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?

A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 21 - Quizvraag



19. Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant volgens de stamboom?

A
de chimpansees
B
de gibbons
C
de halfapen
D
aan de apen van de oude wereld

Slide 22 - Quizvraag

In de afbeelding is in een stamboom weergegeven hoe verschillende groepen roofdieren zich volgens de evolutietheorie hebben ontwikkeld Drie groepen roofdieren zijn: de hondachtigen, de wasbeerachtigen en de zeehonden.
Aan welke van deze groepen zijn de beren het meest verwant volgens de informatie?

A
aan de hondachtigen
B
aan de wasbeerachtigen
C
aan de zeehonden

Slide 23 - Quizvraag

Volgens de evolutietheorie hebben de Aziatische en de Afrikaanse olifant zich ontwikkeld uit ‘oer-olifantachtigen’ die ruim 50 miljoen jaar geleden op aarde leefden.
In de afbeelding is deze ontwikkeling weergegeven in een stamboom
Welke uitspraken zijn juist?
1 Zowel de Aziatische als de Afrikaanse olifant heeft zich ontwikkeld uit de Moeritherium.
2 De Wolharige mammoet is uitgestorven in het Pleistoceen.
A
uitspraak 1 is juist
B
uitspraak 2 is juist
C
beide uitspraken zijn juist
D
beide uitspraken zijn onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen evolutie
A
Telefoons die steeds sneller worden.
B
Mensen worden steeds langer
C
Huiskatten worden steeds liever
D
De gemiddelde Nederlander wordt dikker.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heette het principe dat volgens Darwin de drijvend kracht achter de evolutie is?
A
Natuurlijke extinctie
B
Natuurlijke selectie
C
Natuurlijke sequentie
D
Natuurlijke reproductie

Slide 26 - Quizvraag

Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld?
(kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 27 - Quizvraag

Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die
de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft
volgens de evolutietheorie.
welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen.
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet

Slide 28 - Quizvraag

Hieronder staan 2 opmerkingen over de stamboom van hiernaast.
Welk antwoord is goed?
(om beter te kijken staat de stamboom ook op de slide hierna)
A
Het geslacht Canis bestaat uit meerdere families.
B
De vos en de wolf behoren tot dezelfde familie.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Welke dieren zijn volgens de informatie het meest aan elkaar verwant?
(zie stamboom hiervoor)

Sleep het goede antwoord naar het duimpje!!
de manenwolf en de wolf 
de manenwolf en de boshon
de jakhals en de wolf
de jakhals en de manenwolf
de boshond en de wolf
de boshond en de jakhals

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Tekstslide

(zie slide hiervoor)
Volgens de evolutietheorie ontstaan er in de loop van de tijd verschillen tussen organismen. Bij het ontstaan van grote verschillen worden ze ingedeeld in aparte groepen. In de stamboom van informatie 1 geven de cijfers 1, 2 en 3 het ontstaan van zulke aparte groepen aan.
In welke volgorde in de tijd zijn deze splitsingen in aparte groepen ontstaan volgens de gegevens in de stamboom? 
1 - 2 - 3 
3 - 2 - 1
3 - 1 - 2 
2 - 1 - 3 
2 - 3 - 1 
1 - 3 - 2 

Slide 33 - Sleepvraag

Naar aanleiding van de stamboom in
hiervoor, doet Marja twee uitspraken.
Welke zijn correct?
A
Dolfijnen zijn meer verwant aan giraffen dan aan kamelen.
B
Alle diergroepen uit de stamboom hebben een gemeenschappelijke voorouder.
C
A en B zijn allebei waar
D
A en B zijn allebei niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Soorten met een gemeenschappelijke voorouder, vertonen verwantschap

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Verwantschap van soorten

De mensen die nu leven, hebben een gemeenschappelijke voorouder. Deze leefden ongeveer 150.000 jaar geleden in Afrika.

Soorten die een gemeenschappelijke voorouder hebben vertonen verwantschap. Hoe langer geleden ze een gemeenschappelijke voorouder hadden, hoe minder de soorten verwant zijn.

In de afbeelding (een stamboom) zie je dat de Oerang-oetang en de moderne mens minder aan elkaar verwant zijn dan de chimpansee en de moderne mens.


Slide 37 - Tekstslide

Fossielen
  • Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteente.
  • Door de fossielen die gevonden zijn, blijkt dat in miljoenen jaren (evolutie) soorten zijn ontstaan, veranderd en/of verdwenen zijn.

  • De fossielen zijn een argument voor de evolutietheorie, ze laten zien dat de evolutietheorie waar kan zijn.
Levende fossiel
'Levende fossielen'  zijn dieren die al heel vroeger leefden en nu nog steeds (Bijv. de Naulitus, een zeedier).

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

wat zijn fossielen?
versteende overblijfselen van organismen.
Fossielen ondersteunen de evolutietheorie omdat het overblijfselen zijn van de harde delen van een organisme.
Deze harde delen zitten in diepe oude aardlagen.

Slide 40 - Tekstslide

Een fossiele schelp op de top van de Alpen

  • Op de zeebodem ontstaan fossielen
  • Aardplaten botsen, ze bewegen naar elkaar toe
  • Sedimenten (met fossielen) komen in de verdrukking
  • De hele zeebodem, met dikke lage sediment, wordt omhoogegedduwd  

Slide 41 - Tekstslide