Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
RSG 't Rijks
‹
Terug naar zoeken
1e en 4e naamval: persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels
NAAMVALLEN?
ZIJN ZINSDELEN (zinnen ontleden)
ONDERWERP
MEEWERKEND VOORWERP
LIJDEND VOORWERP
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
NAAMVALLEN?
ZIJN ZINSDELEN (zinnen ontleden)
ONDERWERP
MEEWERKEND VOORWERP
LIJDEND VOORWERP
Slide 1 - Tekstslide
NAAMVALLEN?
ZIJN ZINSDELEN (zinnen ontleden)
ONDERWERP
MEEWERKEND VOORWERP
LIJDEND VOORWERP
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
- Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits in de 1e en 4e naamval
- Ik ken de voorzetsels met een 4e naamval
- Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits gebruiken in de 1e en 4e naamval
Slide 3 - Tekstslide
Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je in het Duits?
Slide 4 - Woordweb
Persoonlijk voornaamwoord zoals je kent staat in de
1e naamval
--> dit is het onderwerp
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er sie es wir ihr sie
Sie
Ik
kom morgen ook. / Ich komme morgen auch.
ik / ich
= onderwerp
Slide 5 - Tekstslide
In het Nederlands
Ik
wil graag een schnitzel.
De schnitzel is
voor
mij
.
Jij
wil graag een schnitzel.
De schnitzel is
voor
jou
.
--> Het persoonlijk voornaamwoord verandert door het voorzetsel "voor"!
Slide 6 - Tekstslide
In het Duits
Ich
möchte ein Schnitzel.
Das Schnitzel ist
für
mich
.
Du
möchtest ein Schnitzel.
Das Schnitzel ist
für
dich
.
--> Het persoonlijk voornaamwoord verandert door het voorzetsel "für"!
Slide 7 - Tekstslide
1e en 4e naamval
In het Duits noemen we deze verandering van het persoonlijk voornaamwoord een
4e naamval
.
Alle persoonlijke voornaamwoorden in het Duits bestaan dus in de 1e naamval en in de 4e naamval.
Slide 8 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord zoals je kent staat in de
1e naamval
--> dit is het onderwerp
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er sie es wir ihr sie
Sie
Ik
kom morgen ook. / Ich komme morgen auch.
ik / ich
= onderwerp
Slide 9 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
1e en 4e naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er
sie es
wir ihr
sie Sie
4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich
dich ihn
sie es
uns euch
sie Sie
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer gebruik je de 4e naamval?
We hebben net gezien dat je de 4e naamval gebruikt na het voorzetsel
für .
Er zijn nog een aantal voorzetsels waarachter
ALTIJD
een 4e naamval komt.
durch, für, ohne, um, bis, gegen
Slide 11 - Tekstslide
Voorzetsels met de 4e naamval
Voorzetsels behorend bij 4e naamval:
1.
durch
= door
2.
für
= voor
3.
ohne
= zonder
4.
um
= om
5.
bis
= tot
6
gegen
= tegen
Voorzetsels:
in
de kast,
op
de kast,
naast
de kast, etc.
Slide 12 - Tekstslide
Hierop zijn geen uitzonderingen!
Na deze voorzetsels schrijf je ALTIJD de 4e naamval.
Bijv: Ich kann nicht ohne ihn.
Ik kan niet zonder hem.
!!!
Slide 13 - Tekstslide
Noteer de volgende twee dia's in je schrift zodat je dit altijd paraat hebt.
Slide 14 - Tekstslide
1e naamval
4e naamval
ich
mich
du
dich
er
ihn
sie
sie
es
es
wir
uns
ihr
euch
sie
sie
Sie
Sie
Slide 15 - Tekstslide
Voorzetsels met de 4e naamval
Voorzetsels behorend bij 4e naamval:
1.
1. durch = door
2. für = voor
3. ohne = zonder
4. um = om
5. bis = tot
6 gegen= tegen
Voorzetsels:
in
de kast,
op
de kast,
naast
de kast, etc.
Slide 16 - Tekstslide
Deze voorzetsels moet je uit je hoofd leren. Het volgende filmpje kan je helpen
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Staan de rijtjes in je schrift?
Persoonlijk voornaamwoord 1e en 4e naamval
Voorzetsels met 4e naamval
Slide 19 - Tekstslide
En nu... even oefenen
Slide 20 - Tekstslide
Vul de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in
Ich kaufe für …….. (hem) ein T-Shirt.
A
er
B
ihn
C
ihm
Slide 21 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'zonder jou' in het Duits?
A
ohne du
B
um dich
C
ohne dich
D
ohne ihn
Slide 22 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'durch ihn' in het Nederlands?
A
door hem
B
door haar
C
door ons
D
door jullie
Slide 23 - Quizvraag
Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in
Slide 24 - Tekstslide
1. (hij/hem)
Mario kommt. Patrick spielt heute Tennis gegen .......
Slide 25 - Open vraag
2. (u)
Das Sportprogrammheft ist für .......
Slide 26 - Open vraag
3. (zij/haar)
Nur durch ...... haben wir verloren.
Slide 27 - Open vraag
4. (jij/jou)
Hast ........... was gegen mich?
Slide 28 - Open vraag
Hast .....du...... was gegen mich?
Je vult hier "du" in (onderwerp van de zin).
Het voorzetsel "gegen" heeft wel een 4e naamval, maar "mich" staat daarom al in de 4e naamval.
Een VOORzetsel, staat dus VOOR de 4e naamval.
Slide 29 - Tekstslide
Nog een paar oefeningen...
Vul alleen het juiste antwoord in.
Slide 30 - Tekstslide
1/3
... ... (zonder jullie) ist die Reise nicht halb so toll.
Slide 31 - Open vraag
2/3
Habt ihr einen Prospekt ... ... (voor ons) mitgebracht?
Slide 32 - Open vraag
3/3
Es geht immer [om haar] ... ... .
Slide 33 - Open vraag
Leerdoelen
- Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits in de 1e en 4e naamval
- Ik ken de voorzetsels met een 4e naamval
- Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits gebruiken in de 1e en 4e naamval
Slide 34 - Tekstslide
Heb je de leerdoelen uit deze les bereikt?
A
Ja, ik snap het helemaal
B
Ja, maar ik moet nog meer oefenen
C
Nee, ik snap het nog niet zo maar ik kom er zelf wel uit
D
Nee, ik snap het nog niet en heb hulp nodig van mijn docent
Slide 35 - Quizvraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 36 - Open vraag
Das war es für heute!
Danke für's mitmachen, schönen Tag und genießt euch die Sonne!
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide