RSG 't Rijks

Jongeren les 1

Jongeren


1. Hoe word je wie je bent?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Jongeren


1. Hoe word je wie je bent?

Slide 1 - Tekstslide

Hoe wordt een ongeschreven regel ook wel genoemd?
A
Waarde
B
Wet
C
Norm
D
Fatsoensregel

Slide 2 - Quizvraag

Welk van de volgende is een wet?
A
Je handen wassen na het plassen
B
Je eigen hondenpoep opruimen
C
Hoesten met je hand voor je mond
D
U zeggen tegen docenten

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een belangentegenstelling
A
Dat wat jij belangrijk vindt
B
Het voordeel dat je ergens van hebt
C
Belangen die niet kloppen
D
Belangen die botsen

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
Na deze paragraaf:
  • Kan ik uitleggen wat het verschil is tussen nature en nurture.
  • Kan ik van beide een voorbeeld geven en voorbeelden herkennen.
  • Kan ik uitleggen waar het socialisatieproces plaatsvind.
  • Ken ik de begrippen van deze paragraaf.

Slide 5 - Tekstslide

Aangeboren kenmerken
Dingen die je hebt omdat ze in je genen zitten. Je kunt er weinig aan doen.
  • Talent

  • Uiterlijk

  • ADHD

Slide 6 - Tekstslide

Aangeleerde kenmerken
In je opvoeding krijg je bepaalde dingen mee, of in de samenleving waar je opgroeid.

  • Je eet met mes en vork
  • Je komt op tijd in de les
  • Je hebt respect voor anderen

Slide 7 - Tekstslide

Nature vs Nurture
Binnen de samenleving is er vaak een discussie of gedrag voornamelijk wordt aangeboren (nature) of aangeleerd (nurture). 

  • Kan een crimineel iets doen aan zijn gedrag?
  • Is homoseksualiteit aangeboren?

Slide 8 - Tekstslide

Socialisatie
  • Socialisatie: Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen.

  • Het doel is dat je leert hoe je je hoort te gedragen. Vb. Kinderen leren dat ze niet moeten huilen als ze hun zin niet krijgen. Hier leer je dat je op tijd hoort te komen, dat is in sommige landen minder belangrijk.

Slide 9 - Tekstslide

Waar vindt socialisatie plaats?
  • In het gezin.
  • Op school.
  • Door je vrienden.
  • Op sportclubs.
  • Op je werk.
  • Door je geloof.
  • Door media.
  • Door de overheid.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd.
Je .................. is vooral aangeleerd.

Welk woord of welke woorden kun je hier invullen?
A
muzieksmaak
B
technisch inzicht
C
taalgevoel
D
voetbaltalent

Slide 12 - Quizvraag

Voor veel Nederlanders is het moeilijk om Chinees te leren spreken, omdat:
A
taal een aangeboren eigenschap is.
B
Chinees veel moeilijker is dan bijvoorbeeld Japans of Arabisch.
C
zij niet opgevoed zijn met de Chinese taal.
D
je een taal vooral onbewust aanleert.

Slide 13 - Quizvraag

Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het heel erg warm.
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier.
C
Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.

Slide 14 - Quizvraag

Socialisatie betekent dat mensen:
A
kenmerken van een groep aanleren.
B
allemaal dezelfde normen en waarden aanleren
C
verschillende culturen leren kennen.
D
alle aangeboren eigenschappen afleren.

Slide 15 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken als waarden, normen en gewoonten.
2. Socialisatie gaat bewust en onbewust.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig.
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte.
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.

Slide 17 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten.
2. Socialisatie en cultuur staan los van elkaar.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag.

Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het gezin
B
De media
C
Het geloof
D
School

Slide 19 - Quizvraag