RSG 't Rijks

Chromosomen

Welkom!
Vandaag: 
Uitleg over paragraaf 6.2, chromosomen, bladzijde 106
Opdrachten maken paragraaf 6.2
Herhaling over chromsomen 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Vandaag: 
Uitleg over paragraaf 6.2, chromosomen, bladzijde 106
Opdrachten maken paragraaf 6.2
Herhaling over chromsomen 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Vandaag gaan we leren:
Hoe jouw DNA door 50% van je ouders word bepaald. 
Hoe het geslacht door chromosomen word bepaald. 
Hoe door geslachtelijke voortplanten elk kind anders is. 

Slide 2 - Tekstslide

Cel -> DNA
Een lichaamscel heeft een celkern, in deze celkern zitten 46 chromosomen, dit zijn lange sliertjes die bestaat uit al je DNA. Hierop staat al je erfelijke informatie, je genotype. Een gen is een stukje DNA dat iets zegt over één eigenschap. 

Slide 3 - Tekstslide

Chromsomen
Elke lichaamscel van een mens heeft 46 chromosomen. Deze komen in paren voor. Deze paren hebben dezelfde genen maar andere varianten erop. Daarnaast heb je je geslachtschromosomen, hierdoor word bepaald welk geslacht je hebt. 

Slide 4 - Tekstslide

Geslachtscellen
Uit lichaamscellen kunnen geslachtscellen ontstaan. Deze spelen een rol in voortplanting. Het delen van een cel tot een geslachtscel heet meiose

Doordat het verschilt welk chromosoom word meegenomen, krijg je variatie in genotype

Slide 5 - Tekstslide

Varianten van genen

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga de opdrachten maken van paragraaf 5.2 op bladzijde 107. Samenhang en samenvatting hoeft niet, de plusopdracht wel. 

Slide 7 - Tekstslide

Een menselijke cel heeft 23 chromosomen, dit is een...
A
Lichaamscel
B
Geslachtscel

Slide 8 - Quizvraag

Waardoor word het geslacht van een kind bepaald?
A
Zaadcel
B
Eicel
C
Zaadcel & eicel
D
Geen van beide

Slide 9 - Quizvraag

De chromosomen van hetzelfde paar hebben wel dezelfde genen, maar andere varianten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag