RSG 't Rijks

leesvaardigheid oefentekst lachband_havo3

Leesvaardigheid
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

leesvaardigheid en fictie
Oefenen voor het proefwerk
proefwerkstof pww 3: Lezen en fictie 

Lezen H 1 t/m H6

Fictie: Alle theorie uit het oefenboekje

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag begint voor de meeste universiteiten het academisch jaar. Met plechtig ritueel openen de universiteiten het collegejaar. Op het programma staan tradities, lezingen, muzikale intermezzo’s en het uitreiken van prijzen.
Echter, sommigen zijn niet in de wieg gelegd om altijd maar door te studeren. Zij kunnen niet meedoen aan de studentenverenigingscultuur. Laatst zat ik in de trein met een medewerker van de NS. Hij was storingsmonteur en vertelde over de opleiding die hij had gedaan. Bij het opleidingsinstituut van de NS had hij geleerd hoe onderdelen van treinen vervangen moesten worden. Een mbo niveau twee opleiding.
Dit wordt in onze samenleving helaas te weinig onderkend. Als je niet zo ‘slim’ bent, moet je naar het (v)mbo of praktijkonderwijs. Zogenaamd ‘minderwaardige’ onderwijsvormen. Na die scholen word je immers ‘lager’ of ‘middelbaar’ opgeleid, en daarmee minder goed dan ‘hoger’ opgeleiden. Te vaak leeft onder de leerlingen en hun ouders het idee dat zij nooit succesvol zullen worden. Daarom streven ouders naar een havo- of vwo-opleiding voor hun kind, want dat is wél goed voor zijn of haar toekomst. Dit terwijl 71 procent van de beroepsbevolking lager of middelbaar opgeleid is. Is het niet verschrikkelijk dat we zo’n grote groep op deze manier wegzetten?
conclusie
aanleiding
probleemstelling
voorbeeld
verklaring
argument
weerlegging

Slide 3 - Sleepvraag

Oefening leesvaardigheid

  • Je krijgt een fragment uit de Amerikaanse comedyserie Friends te zien. Wat valt hieraan op?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Tekst 'Maakt een lachband comedyseries leuker?'
  • In de jaarbijlagen op SOM vind je een artikel van de Volkskrant.
  • Lees de tekst. Noteer kernzinnen en andere belangrijke tekstgedeelten.
  • Welke signaalwoorden herken je? Noteer die.
  • Welke woorden ken je nog niet? Noteer die.
  • Tijd: 10 minuten
  • werk zelfstandig 


timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
lachen
B
lachband bij comedyseries
C
humoristische internetfilmpjes
D
de sociale functie van lachen

Slide 7 - Quizvraag

Welk tekstdoel past het beste bij deze tekst?
A
beschouwen
B
overtuigen
C
activeren
D
uiteenzetten

Slide 8 - Quizvraag

Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding van deze tekst?
A
alinea 1
B
alinea 1 en 2
C
alinea 1, 2 en 3
D
alinea 1, 2, 3 en 4

Slide 9 - Quizvraag

Welk type aandachttrekker herken je in alinea 1?
A
anekdote
B
belang voor de lezer
C
voorbeeld
D
aanleiding

Slide 10 - Quizvraag

Met welke uitdrukking zou je een deel van de informatie uit alinea 1 en 2 kunnen samenvatten?
A
Douglas moest een oogje in het zeil houden
B
Douglas wilde dat de lachband flink aan de prijs zou zijn.
C
Douglas vond dat we geen bakzeil moesten halen.
D
Douglas stond aan het roer van de lachband.

Slide 11 - Quizvraag

Uit welke alinea('s) bestaat het slot van deze tekst?
A
alinea 6, 7, 8 en 9
B
alinea 7, 8 en 9
C
alinea 8 en 9
D
alinea 9

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'sitcom' (alinea 1)?

Slide 13 - Open vraag

wat betekent het woord "psyche" in het begin van de tekst?

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent de uitdrukking 'het heft in eigen hand nemen' (alinea 1)?
A
je ergens tegen verzetten
B
iets negeren
C
de controle/leiding nemen
D
ergens over klagen

Slide 15 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'dus' (alinea 6) aan?
A
tegenstellend
B
opsommend
C
verklarend
D
concluderend

Slide 16 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'ook' (alinea 8) aan?
A
oorzakelijk
B
redengevend
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 17 - Quizvraag

Lachen is volgens psycholoog Doosje een sociale activiteit. Wat wordt daarmee bedoeld?
A
Lachen is iets wat je leert tijdens je vroege jeugd.
B
Lachen is iets wat aanstekelijk werkt.
C
Lachen is iets wat je samen doet.
D
Lachen is iets wat in een reflex gebeurt.

Slide 18 - Quizvraag

Welke bewering(en) over de lachband is/zijn volgens de tekst correct?
A
De lachband werkt lang niet voor iedereen aanstekelijk.
B
Comedyseries mét lachband worden beter gewaardeerd dan series zonder lachband.
C
Alleen al het horen van een lachband kan aanstekelijk werken.
D
Een lachband is vooral functioneel bij niet heel grappige scènes.

Slide 19 - Quizvraag

Zorgt een 'schreeuwband' ervoor dat kijkers banger worden van enge filmpjes?
A
Ja, de schreeuwgeluiden zorgen ervoor dat kijkers banger worden.
B
Ja, maar vooral als de filmpjes niet heel eng zijn.
C
Nee, kijkers vinden de filmpjes niet enger als ze schreeuwgeluiden horen.
D
Dat is onbekend; onderzoek levert tegenstrijdige resultaten op.

Slide 20 - Quizvraag

De boodschap in alinea 8 zou vervangen kunnen worden door de volgende uitdrukking...
A
De lachband moet over de brug komen met meer gelach
B
De lachband ligt niet meer goed in de markt.
C
Ik zou nooit met een lachband in zee gaan.
D
De lachband is behoorlijk aan de prijs.

Slide 21 - Quizvraag

Waarom ligt het voor de hand dat nieuwe comedyseries niet kiezen voor het gebruiken van een lachband?
A
Een lachband past niet bij de huidige generatie tv-kijkers.
B
Een lachband wordt gezien als iets ouderwets.
C
Uit diverse onderzoeken blijkt dat een lachband niet werkt.
D
Een lachband wordt tegenwoordig als ongemakkelijk ervaren.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Een lachband werkt aanstekelijk en zou door iedere comedyserie gebruikt moeten worden.
B
Een lachband kan aanstekelijk werken, maar wordt tegenwoordig steeds minder vaak gebruikt.
C
Het effect van een lachband is jarenlang zwaar overschat.
D
Comedyseries met lachband zijn minder grappig dan comedyseries zonder lachband.

Slide 23 - Quizvraag