RSG 't Rijks

Havo 5 Duitsland

Oefenvragen HC Duitsland
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenvragen HC Duitsland

Slide 1 - Tekstslide

Was de republiek van Weimar succesvol?
A
Ja, er kwam eindelijk een democratie in Duitsland
B
Ja, veel Duitsers stonden achter deze regering
C
Nee, veel Duitsers voelden zich verraden door Weimar
D
Nee, de republiek van Weimar was een dictatuur

Slide 2 - Quizvraag

Zet in de goede tijdsvolgorde, voor de republiek van Weimar
A
Versailles, Hyperinflatie, Dawesplan
B
Versailles, Dawesplan, hyperinflatie
C
Hyperinflatie, Versailles, Dawesplan

Slide 3 - Quizvraag

Hiermee kwam de Republiek van Weimar ten einde.
A
Dawes-plan
B
Rijksdagbrand
C
Machtigingswet
D
Conferentie van Munchen

Slide 4 - Quizvraag

Welke omschrijving past het beste bij de appeasement politiek?
A
politiek van concessies
B
politiek van waarschuwingen
C
politiek van wraak
D
stevig optreden tegen agressor

Slide 5 - Quizvraag


Welk probleem tijdens de Weimar Republiek zie je op de afbeelding?
A
Hitler aan de macht
B
Hyperinflatie
C
Dolkstootlegende
D
Vrede van Versailles

Slide 6 - Quizvraag

De regering uit de Republiek van Weimar bestond uit
A
communisten, socialisten, liberalen
B
liberalen, fascisten, nationalisten
C
katholieken, nationalisten en socialisten
D
socialisten, katholieken, liberalen

Slide 7 - Quizvraag

Waarom had Duitsland extra last van de beurskrach?
KA: 39
De crisis van het wereldkapitalisme
A
Duitsland kreeg nu geen leningen meer via het Dawesplan
B
Du was grootste handelspartner van VS
C
Republiek van Weimar was zwak georganiseerd
D
Du had geen geld in de beurs

Slide 8 - Quizvraag


De Republiek van Weimar bestond tussen 1919 en 1933. Op de montagefoto staan de verschillende mannen die na elkaar een regering hebben geleid.

Welke conclusie over de Republiek van Weimar is juist?
A
De democratie was niet stabiel, omdat de Duitse keizer steeds nieuwe regeringen goedkeurde.
B
De democratie was niet stabiel, omdat er veel verschillende regeringen zijn geweest.
C
De democratie was stabiel, omdat de bevolking uit veel regeringsleiders kon kiezen.
D
De democratie was stabiel, omdat de macht door veel verschillende personen werd gedeeld.

Slide 9 - Quizvraag

Als reactie op welke gebeurtenis verklaarden GB en FR de oorlog aan Duitsland?
KA: 40
Het voeren van twee wereldoorlogen
A
Duitse inval Tsjecho-Slowakije
B
Duitse inval Frankrijk
C
Duitse inval België
D
Duitse inval Polen

Slide 10 - Quizvraag

Een aantal historici hebben de jodenvervolging in Nederland ingedeel in vier fases: onderdrukking-isolatie-deportatie-moord.

Sleep de twee tekstblokken in de juiste fase.
KA: 41
Rascisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de Joden.
Onderdrukking
Isolatie
Deportatie
Moord

Slide 11 - Sleepvraag

Wat werd er besproken tijdens de conferentie van München?
A
De Duitse inval in Polen
B
Het verbreken van het Verdrag van Versailles
C
Duitse inname van Sudetenland
D
'Anschluss' met Oostenrijk

Slide 12 - Quizvraag

Waarom wordt over de heimatvertriebene relatief weinig gesproken?
A
Omdat het na de oorlog gebeurde en niet relevant voor de Duitse samenleving
B
Omdat de geallieerden liever niet praten over hun oorlogsmisdaden tegen de Duitsers.
C
Omdat het toch hun land niet was waaruit ze werden verjaagd.
D
Omdat er discussie is over of het wel feitelijk is gebeurd

Slide 13 - Quizvraag

Volksdemocratieën waren:
A
Alle landen waarin na de oorlog de dictatuur werd vervangen door echte democratieën
B
De democratieën in de West en Oostblok landen
C
De landen in het westen waar het volk door middel van democratie het land bestuurde
D
De communistische regeringen van de Oostbloklanden, waarin je alleen mocht stemmen op de communistische partij

Slide 14 - Quizvraag

Wat hadden de Trumandoctrine en het Marshallplan met elkaar te maken?
A
Weinig, de Trumandoctrine was om het communisme te bestrijden
B
Veel, wat de Trumandoctrine en het Marshallplan waren allebei Russische plannen.
C
Veel, Het Marshallplan was een onderdeel van de Trumandoctrine
D
Weinig, het Marschallplan was een economisch reddingsplan voor Europa

Slide 15 - Quizvraag

Sleep het jaartal naar het juiste begrip
Trumandoctrine
Berlijnse Muur
Warschaupact
EGKS
Blokkade van Berlijn
1947
1948
1952
1961
1949

Slide 16 - Sleepvraag

Welk begrip past bij de BRD?
A
Wirtschaftswunder
B
Arbeidersparadijs
C
Planeconomie
D
Bouw Berlijnse Muur

Slide 17 - Quizvraag

Wie was GEEN lid van de EGKS?
A
Nederland
B
Belgie
C
Oost-Duitsland
D
Frankrijk

Slide 18 - Quizvraag


Bij welk antwoorden staan alleen maar woorden die over 'Het Oostblok' gaan (en dus NIET over Het Westen)?
A
Bondsrepubliek Duitsland, DDR, Warschaupact, Navo
B
DDR, Warschaupact, Communisme
C
Communisme, Warschaupact, Navo
D
Bondsrepubliek Duitsland, Communisme, Navo

Slide 19 - Quizvraag

Wat was het gevolg van de Blokkade van Berlijn?
A
Stalin krijgt meer macht
B
De Stasi ontstaat
C
BRD en DDR ontstaan
D
De VS bezetten heel Berlijn

Slide 20 - Quizvraag

Sleep de woorden naar het goede vak.
BRD
DDR
Oost-Duitsland
kapitalistisch
West-Duitsland
communistisch
Stasi
Wirtschaftswunder
vrijemarkteconomie
planeconomie

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is NIET waar over de Berlijnse Muur?
A
Het was een idee van de BRD
B
De Berlijnse Muur sloot het IJzeren Gordijn volledig
C
De Berlijnse Muur werd gemaakt zonder overleg tussen BRD en DDR
D
De Berlijnse Muur is hét symbool voor de Koude Oorlog

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste gevolg van het Dawesplan?
A
Duitsland wordt kei rijk
B
Amerika trekt zijn handen van Europa af
C
de economieën van Du en de VS raken gekoppeld
D
Er ontstaat een wereldwijde crisis

Slide 23 - Quizvraag

Goed
Slecht 
Veel geld 
Veel aandelen
Gemakkelijk om te investeren
speculatie met aandelen
scheve verdeling welvaart 
overproductie in landbouw en industrie
opbouw schulden in lage- en middenklasse

Slide 24 - Sleepvraag