Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
RSG 't Rijks
‹
Terug naar zoeken
sterke werkwoorden tegenwoordige tijd
STERKE WERKWOORDEN
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
STERKE WERKWOORDEN
Slide 1 - Tekstslide
Guten Morgen liebe Studenten!
Guten Morgen Sonnenschein
Slide 2 - Tekstslide
STERKE WERKWOORDEN
kenmerken
Klinkerwisseling
Nederlands sterk > Duits meestal ook sterk
Voltooid deelwoord eindigt op -en
Slide 3 - Tekstslide
De A-Umlaut en
E/i-Wechsel
Bij een aantal
sterke
werkwoorden verandert de stamklinker bij de
2e
(du) en
3e
(er/sie/es) persoon enkelvoud van o.t.t.
d
e stamklinker
A
verandert in
Ä
de stamklinker
E
verandert in
I
of
IE
>
korte e > i
>
lange e > ie
Slide 4 - Tekstslide
Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam:
A
e->ie
B
e-> ee
C
e->i
Slide 5 - Quizvraag
Bij sterke werkwoorden met een lange e-klank in de stam:
A
e->ie
B
e-> ee
C
e->i
Slide 6 - Quizvraag
UITZONDERINGEN 1
Bij de volgende 2 sterke werkwoorden met een E- in de stam , vindt er
GEEN E/ I Wechsel
plaats (E blijft gewoon E)
STEHEN
: ich stehe / du stehst / er-sie-es steht
GEHEN
: ich gehe / du gehst / er - sie es geht
Slide 7 - Tekstslide
UITZONDERINGEN 2
Bij de volgende 2 sterke werkwoorden met een lange E- in de stam , krijg je GEEN E--> IE , maar E --> I
GEBEN
: ich gebe / du gibst / er-sie-es gibt
NEHMEN
: ich nehme / du nimmst / er - sie es nimmt
Slide 8 - Tekstslide
De woorden 'geben', 'nehmen' zijn uitzonderingen en krijgen in plaats van een 'ie' een korte 'i' bij de du- en er/ sie/ es-vorm
A
goed
B
fout
Slide 9 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeging in:
Sie....... eine Hose.
A
tragt
B
trägt
C
traget
D
trägst
Slide 10 - Quizvraag
Du ......... mir ein Geschenk.
A
gebst
B
gibst
C
gibt
D
gebest
Slide 11 - Quizvraag
Meine Tante ........... uns mit.
A
nimmt
B
nihmt
C
nehmt
D
nimt
Slide 12 - Quizvraag
Ich sehe was, was du nicht (ziet)
A
sehst
B
siehst
C
sihst
D
sist
Slide 13 - Quizvraag
Mein Onkel .......... gut Deutsch
A
sprecht
B
spriecht
C
spreekt
D
spricht
Slide 14 - Quizvraag
Warum ____ Katja immer dasselbe in der Pause?
A
esst
B
isst
C
esse
D
isset
Slide 15 - Quizvraag
Du ......... mir immer gut.
A
hilfst
B
helfst
C
hielfst
D
helpst
Slide 16 - Quizvraag
Du ........... jetzt mein Gesicht.
A
sehst
B
siehst
C
siehts
D
sieht
Slide 17 - Quizvraag
Meine Schwester ......... ein Buch.
A
lest
B
lies
C
liest
D
leest
Slide 18 - Quizvraag
ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
Sie/ sie
schlafen
schlafen
schlafe
schläft
schlaft
schläfst
Slide 19 - Sleepvraag
Regels van het meervoud
Ik moet dit nog leren
Ik moet dit nog veel oefenen
Ik ga dit kort herhalen en oefenen
Ik kan dit
Slide 20 - Poll
Sterke werkwoorden hebben geen geheimen meer voor mij .........
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 21 - Poll