Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
RSG 't Rijks
‹
Terug naar zoeken
1mh H5 woordenschat
Beste bikkels!
Dit is een lessonup waarin je de woorden en de voor- en achtervoegsels van blok 5 kunt oefenen.
Ook vind je hier de uitdrukkingen die je moet kennen.
Veel plezier bij het oefenen en succes!!!
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Beste bikkels!
Dit is een lessonup waarin je de woorden en de voor- en achtervoegsels van blok 5 kunt oefenen.
Ook vind je hier de uitdrukkingen die je moet kennen.
Veel plezier bij het oefenen en succes!!!
Slide 1 - Tekstslide
buitengewone
A
niet gewone/bijzondere
B
met veel smaak
C
opnieuw gebruiken
D
zonder einde
Slide 2 - Quizvraag
smaakvolle
A
zonder moeite
B
niet begaanbaar
C
zonder einde
D
met veel smaak
Slide 3 - Quizvraag
hergebruiken
A
de starttijd
B
opnieuw gebruiken
C
niet opvallende
D
niet begaanbaar
Slide 4 - Quizvraag
de aanvangstijd
A
met veel smaak
B
niet gewone/bijzondere
C
de starttijd
D
niet begaanbaar
Slide 5 - Quizvraag
moeiteloos
A
de manier van verkopen
B
de starttijd
C
onderzoeken
D
oplossen
Slide 6 - Quizvraag
de wanorde
A
zonder orde
B
de regels voor de garantie
C
steeds doorverwezen worden
D
niet begaanbaar
Slide 7 - Quizvraag
onbegaanbaar
A
niet begaanbaar
B
de manier van verkopen
C
de online spullen (zoals wapens en levels)
D
snel
Slide 8 - Quizvraag
de verkoopstrategie
A
zonder moeite
B
niet opvallende
C
de online spullen (zoals wapens en levels)
D
de manier van verkopen
Slide 9 - Quizvraag
eindeloos
A
zonder moeite
B
niet opvallende
C
zonder einde
D
de manier van verkopen
Slide 10 - Quizvraag
onopvallende
A
zonder orde
B
niet opvallende
C
steeds doorverwezen worden
D
niet begaanbaar
Slide 11 - Quizvraag
de digitale producten
A
de starttijd
B
opnieuw gebruiken
C
de online spullen (zoals wapens en levels)
D
niet begaanbaar
Slide 12 - Quizvraag
in kaart brengen
A
zonder moeite
B
niet opvallende
C
zonder einde
D
onderzoeken
Slide 13 - Quizvraag
de digitale producten
A
de starttijd
B
opnieuw gebruiken
C
de online spullen (zoals wapens en levels)
D
niet begaanbaar
Slide 14 - Quizvraag
de garantieregels
A
de regels voor de garantie
B
niet opvallende
C
steeds doorverwezen worden
D
niet begaanbaar
Slide 15 - Quizvraag
bestrijden
A
oplossen
B
met veel smaak
C
opnieuw gebruiken
D
tegengaan
Slide 16 - Quizvraag
van het kastje naar de muur gestuurd worden
A
zonder orde
B
de regels voor de garantie
C
steeds doorverwezen worden
D
steeds doorverwezen worden
Slide 17 - Quizvraag
rap
A
de starttijd
B
opnieuw gebruiken
C
snel
D
niet begaanbaar
Slide 18 - Quizvraag
...en dan weer wat anders....
Wat betekenen de voor- en achtervoegsels?
Slide 19 - Tekstslide
on-
A
niet
B
niet/slecht
C
opnieuw
D
slecht/verkeerd
Slide 20 - Quizvraag
mis-
A
tussen
B
niet/slecht
C
zonder
D
slecht/verkeerd
Slide 21 - Quizvraag
her-
A
tussen
B
niet/slecht
C
zonder
D
opnieuw
Slide 22 - Quizvraag
-loos
A
met veel
B
niet/slecht
C
zonder
D
opnieuw
Slide 23 - Quizvraag
-vol
A
tussen
B
niet/slecht
C
zonder
D
met veel
Slide 24 - Quizvraag
-lijks
A
elke
B
niet/slecht
C
opnieuw
D
slecht/verkeerd
Slide 25 - Quizvraag
inter-
A
tussen
B
niet/slecht
C
zonder
D
tussen
Slide 26 - Quizvraag
wan-
A
niet
B
niet/slecht
C
opnieuw
D
slecht/verkeerd
Slide 27 - Quizvraag
..en tot slot..
Misschien het lastigste onderdeel van woordenschat:
UITDRUKKINGEN.
Slide 28 - Tekstslide
Dat is geen rooie cent waard.
A
Hij wil het beste voor weinig geld.
B
Dat is waardeloos.
C
Het was een eenvoudige taak
D
Het is belangrijk om goed te beginnen.
Slide 29 - Quizvraag
Dat kost hem geen centje pijn.
A
Hij wil het beste voor weinig geld.
B
Dat is waardeloos.
C
Daar hoeft hij niet de minste moeite voor te doen.
D
Het is belangrijk om goed te beginnen.
Slide 30 - Quizvraag
Dat was een fluitje van een cent.
A
Hij wil het beste voor weinig geld.
B
Dat is waardeloos.
C
Daar hoeft hij niet de minste moeite voor te doen.
D
Het was een eenvoudige taak.
Slide 31 - Quizvraag
De eerste klap is een daalder waard.
A
Hij wil het beste voor weinig geld.
B
Dat is waardeloos.
C
Het was een eenvoudige taak
D
Het is belangrijk om goed te beginnen.
Slide 32 - Quizvraag
Het was een dubbeltje op zijn kant.
A
Hij wil het beste voor weinig geld.
B
Het is op het nippertje goed gegaan.
C
Daar hoeft hij niet de minste moeite voor te doen.
D
Het is belangrijk om goed te beginnen.
Slide 33 - Quizvraag
Hij wil voor een dubbeltje op de
eerste rang zitten.
A
Hij wil het beste voor weinig geld.
B
Dat is waardeloos.
C
Daar hoeft hij niet de minste moeite voor te doen.
D
Het was een eenvoudige taak.
Slide 34 - Quizvraag
Heb je ze allemaal goed?
Kijk welke je niet goed hebt. Zoek online of in het boek de juiste betekenis en probeer het opnieuw!
Slide 35 - Tekstslide