Proefles Intensief lezen, 3F, 4F

• Nederlands
• Middelbare school
• MBO
• havo, vwo
• Leerjaar 3-6

Introductie

Methode: SCORE

Intensief lezen

In deze les:

Intensief lezen en verwijswoorden

Stap 3. Lees moeilijke tekstdelen intensief

Intensief lezen

• Richt je op de delen die belangrijk zijn.
• Lees die passages van het begin tot het eind.
  
• Check of je de woorden begrijpt die in de tekst staan.
  
• Let ook goed op de structuur van zinnen.
• Besteed aandacht aan de verbanden tussen zinnen en alinea’s.

Welke woorden of stukken
in de tekst zijn moeilijk?

De voorbeeldtekst is als bijlage opgenomen.

(De tekst 'Trans-atlantische (...)'.

Bron: Nijgh en Versluys, Sprekend Verleden.)

Is het voor je leesdoel belangrijk om een woord te begrijpen?

Lees dan een stukje terug of verder.

• Vind je daar een woord dat ongeveer hetzelfde betekent?
• Wordt het woord daar uitgelegd?
• Vind je daar een voorbeeld?
• Vind je een verband dat je op weg helpt?

Of probeer het volgende:

• Ken je een deel van het woord? Helpt dit?
• Zoek naar hints in grafieken, schema's, of tekstkaders.
• Blader door vorige pagina's (paragrafen).
• Vraag het iemand anders of zoek het op in het woordenboek.

Wat denk je dat het woord 'abolitionisten' betekent? Zoek het uit m.b.v. de tekst.

Verwijswoorden

Verwijswoorden zijn woorden die naar een ander woord of groep woorden in de tekst wijzen.

Bijvoorbeeld
zijn, haar, ze, die, dat, deze, het, hier, daar, daarin,

 hiermee, hiervoor, daarmee, daar

Voorbeelden:

Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.

Zijn verwijst naar het eerste elftal.

Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden.
Haar verwijst naar die generatie

Waarnaar verwijst 'het' ?

Als je oud meubilair kwijt wil, moet je het op straat zetten als er grof vuil wordt opgehaald.

1. grof vuil
2. oud meubilair
3. straat
4. ophalen

Vervang 'het' door 'oud meubilair'. De betekenis blijft gelijk.

Denk een momentje

Laat even bezinken of alles duidelijk is.

Heb je nog vragen? Die kun je invullen bij de volgende dia.

Welke vragen heb je nog?