Lesplan met
1 lesLesplan Fictie 1F-1S (leerjaar 2; gratis)
Hoe meer je leest, hoe meer er aan verhalen te ontdekken valt. Deze lessenreeks borduurt voort op de lessenreeks over fictie voor leerjaar 1. Ook dit schooljaar staan fictie en verhalen in de breedste zin van het woord centraal en ook nu is het bevorderen van leesplezier een belangrijk doel! We pleiten er dan ook voor deze reeks van acht (blok)lessen uit te breiden met voorleesmomenten en met individueel lezen binnen de lestijd. Een nieuw aspect in deze lessenreeks is de thematiek in verhalen. Verhaalvormen en genres uit de vorige lessenreeks worden daarnaast concentrisch herhaald en verdiept. Het aantal kenmerken breidt uit en ze worden meer in detail besproken. Ook het ontwikkelen van een gefundeerde mening over verhalen in deze lessenreeks wederom een belangrijk onderdeel van de lessenreeks. De basisopdrachten zijn geschikt voor leerlingen van basis-/kaderniveau en hoger. Voor leerlingen die meer aankunnen is in de differentiatie een verzwaring aangebracht (mavo/havo-niveau).
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 2
In deze eerste les frissen we het verschil tussen fictie en non-fictie op en verdiepen we dit verschil met inzicht in realistische en niet-realistische kenmerken. Hiermee wordt geoefend.Vervolgens komt het fantasieverhaal aan bod. Ook gaan we dieper in op de trucs die schrijvers gebruiken om hun verhalen spannend te maken. Leerlingen oefenen met het herkennen van deze trucs.(Deze les is niet vrij toegankelijk.)
In de tweede les komt een nieuw aspect aan bod: de thematiek in verhalen. De meest voorkomende thema's komen aan bod. Leerlingen oefenen met het herkennen ervan. Ook besteden we weer aandacht aan de personages in verhalen. De bijfiguren worden onderscheiden in twee soorten: medespelers en figuranten. Leerlingen oefenen met het herkennen van personages en met de rol die ze spelen in het verhaal. (Deze les is niet vrij toegankelijk.)
In deze derde les staat poëzie centraal. Leerlingen verdiepen zich in verschillende soorten rijm en doen er vingeroefeningen mee (eindrijm, mannelijk rijm, vrouwelijk rijm en glijdend rijm). Ook is aandacht voor beeldspraak. Naast het werken aan opdrachten met rijm en beeldspraak, oefenen leerlingen ook in het geven van een beargumenteerde mening over een gedicht. (Deze les is niet vrij toegankelijk.)