Thema 2- Consumptie

 Thema 2
 Consumptie
1 / 63
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 63 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

 Thema 2
 Consumptie

Slide 1 - Tekstslide

Kijk jij als je iets koopt hoe het is gemaakt & waar het vandaan komt?
§2 Consumptie
§2 Consumptie
§2 Consumptie
Wat leer ik in deze paragraaf?
Kijk jij als je iets koopt hoe het is gemaakt & waar het vandaan komt?
Nee
Ja
Anders...

Slide 2 - Poll

 §1 Het maken van voedsel en andere behoeften

Slide 3 - Tekstslide

Ik leer...
  • Wat primaire en secundaire levensbehoeften zijn. 
  • Hoe ik de werking van het hofstelsel uit moet leggen.
  • Wat de Columbian Exchange is.
  • Wat er in de Moderne Tijd veranderde aan de consumptie van voedsel onder de bevolking in West-Europa.
  • Wat ultrabewerkt voedsel is en op welke wijze dit voor gezondheidsproblemen kan leiden.
Wat leer ik in deze paragraaf?

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn primaire levensbehoeften 
voor jou?
Wat zijn primaire levensbehoeften voor jou?

Slide 5 - Woordweb

Consumeren door de tijd heen
Autarkisch: De mens was in het begin zelfvoorzienend & moest voor zijn eigen eten zorgen. 
Primaire levensbehoefte: mensen hebben voedsel nodig om in leven te blijven.

Slide 6 - Tekstslide

Ambachten
Door opkomst van steden kwamen er ambachten: beroepen waarmee je met je handen werkt.
Nijverheid zijn beroepen waarbij grondstoffen of andere materialen worden verwerkt tot producten

Slide 7 - Tekstslide



Wat is GEEN secundaire levensbehoefte?
Wat is GEEN secundaire levensbehoefte?
A
Voedsel
B
Schoenen
C
Een kast
D
Een glas wijn

Slide 8 - Quizvraag

De Columbian Exchange
Als gevolg van de ontdekking van Columbus van Amerika in 1492 is de consumptie in de wereld verandert.
Columbian Exchange: Er vond veel meer uitwisseling van gewassen en goederen plaats, doordat er nieuwe plekken ontdekt waren.

Slide 9 - Tekstslide

Het hofstelsel & het drieslagstelsel
Hofstelsel: Een landheer bezat een stuk land (hof) waarop boeren leefden herendiensten verrichten (de horigen).
ekst
Drieslagstelsel: in de vroege Middeleeuwen werd bedacht om het akkerland in drieën te verdelen, waarbij land werd braakgelegd om het vruchtbaarder te maken. 

Slide 10 - Tekstslide

Hofstelsel
Drieslagstelsel
Maakte landbouw efficienter
Boeren moeten een deel van hun oogst afstaan
Boeren zochten naar beschreming
Koppel de drie kenmerken aan het het hofstelsel of aan het drieslagstelsel

Slide 11 - Sleepvraag

ekst
Negatieve gevolgen ontdekking Amerika
1. Europeanen verdreven Indianen uit Amerika
2. De Europeanen namen ziektes mee die niet bekend waren bij de Indianen en veel levens kostten
3.De Indianen waren niet tegen paarden opgewassen uit Europa
4.Kostbare mineralen uit Amerika werden door Europa gestolen van de inheemse bevolking
5.Veel slavenhandel & het rijker worden van Europa 

Slide 12 - Tekstslide

ekst
Ultrabewerkt voedsel
Voeding dat door industriële processen zodanig wordt bewerkt dat het lang houdbaar en makkelijk verteerbaar is.
In de 21e eeuw ontstaan er meer gezondheidsproblemen door dit voedsel: er zitten weinig voedingsstoffen in.

Slide 13 - Tekstslide



Wie konden er genieten van de luxe van Europa?
Wie konden er genieten van de luxe van Europa?

Slide 14 - Open vraag



Welke woorden horen bij de jaren '50 van de 20e eeuw?
Welke woorden horen bij de jaren '50 van de 20e eeuw? 
A
Consumeren
B
Schaalvergroting
C
Supermarkten
D
Onbewerkt voedsel

Slide 15 - Quizvraag

Ik leerde...
  • Wat primaire en secundaire levensbehoeften zijn. 
  • Hoe ik de werking van het hofstelsel uit moet leggen.
  • Wat de Columbian Exchange is.
  • Wat er in de Moderne Tijd veranderde aan de consumptie van voedsel onder de bevolking in West-Europa.
  • Wat ultrabewerkt voedsel is en op welke wijze dit voor gezondheidsproblemen kan leiden.
Wat leerde ik in deze paragraaf?

Slide 16 - Tekstslide

§2 Waar geef jij je geld aan uit? 

Slide 17 - Tekstslide

Wat leer ik in deze paragraaf?
  • Uitleggen waarom massaconsumptie de kleine bedrijven kon verdrijven. 
  • Beschrijven wat de invloed van reclame & marketing is op consumenten.
  • De 4 P's bespreken & verklaren.
  • Toelichten met welk land Nederland in de 17e eeuw handelde & welke problemen dit met zich meebracht.
Ik leer...

Slide 18 - Tekstslide

Massaconsumptie
Winkelketens ontstaan: Veel grote bedrijven, die overal over de wereld zitten en dezelfde producten aanbieden. 
Voorbeelden van massaconsumptie: Albert Heijn, Zara & Starbucks

Slide 19 - Tekstslide

Marketing
Het zo goed mogelijk verkopen van nieuwe producten & het promoten van bestaande producten.
Voor aanbieders werd steeds belangrijker om behoeftes van consumenten (vragers) in kaart te brengen. 

Slide 20 - Tekstslide

Kun je zelf een voorbeeld verzinnen van een goede marketing reclame? Wat maakte deze reclame zo goed?
Kun je zelf een voorbeeld verzinnen van een goede marketing reclame? Wat maakte deze reclame zo goed?

Slide 21 - Open vraag

Waarom is marketing zo belangrijk?
Waarom is marketing zo belangrijk?

Slide 22 - Open vraag

Marketingmix
Vraag & aanbod kunnen bepaald worden met de marketingmix.
De marketingmix wordt ook wel de 4 P's genoemd: Prijs, Productie, Promotie & Plaats

Slide 23 - Tekstslide

Marketingmix
1)Product: tastbare goederen & diensten.
2)Prijs: De prijs dat voor het product gevraagd wordt.
3)Plaats: De locatie waar de consument het product koopt & het distributiekanaal
4)Promotie: Alles wat een bedrijf doet om de verkoop te stimuleren & te bevorderen. 

Slide 24 - Tekstslide

Word jij beïnvloed door reclames?
Word jij beïnvloed door reclames? 
Ja
Nee

Slide 25 - Poll

Concurrentie
Veel landen wilden het alleenrecht op de handel hebben in Europa.
Er ontstond een grote concurrentie tussen landen.
Er vonden verschillende handelsoorlogen plaats.

Slide 26 - Tekstslide

Hoe heet het als landen de handel willen overheersen?
Hoe heet het als landen de handel willen overheersen? 

Slide 27 - Open vraag

Verenigde Oost- Indische Compagnie
In 1602 werd de VOC opgericht, die zich bezighield met de handel in Oost-Indië.
Met geweld wordt een monopolie op specerijen afgedwongen.
Een monopolie betekent dat er maar één aanbieder op de markt aanwezig is.

Slide 28 - Tekstslide

1

Slide 29 - Video

02:52
Waarom waren de WIC en de VOC geen gewone bedrijven?
Waarom waren de WIC en de VOC geen gewone bedrijven?

Slide 30 - Open vraag

Wat leerde ik in deze paragraaf?
  • Uitleggen waarom massaconsumptie de kleine bedrijven kon verdrijven. 
  • Beschrijven wat de invloed van reclame & marketing is op consumenten.
  • De 4 P's bespreken & verklaren.
  • Toelichten met welk land Nederland in de 17e eeuw handelde & welke problemen dit met zich meebracht.
Ik leerde...

Slide 31 - Tekstslide

 §3 Steeds verder op reis naar een warm klimaat

Slide 32 - Tekstslide

Wat leer ik in deze paragraaf?
  • Kan ik uitleggen welke ontwikkelingen ervoor gezorgd hebben dat wij anders reizen dan vroeger.
  • Kan ik de verschillende temperatuurfactoren noemen.
  • Kan ik uitleggen op welke wijze deze temperatuurfactoren de temperatuur en het klimaat beïnvloeden.
  • Kan ik de verschillen tussen een korte en een lange waterkringloop uitleggen.
Ik leer...

Slide 33 - Tekstslide

1

Slide 34 - Video

De vervoersmiddelen van vroeger
Rond 1900 was de stoomtrein het belangrijkste vervoersmiddel in Nederland.
Bovendien maakten stoomschepen het mogelijk om meer te reizen zonder wind nodig te hebben.
De meeste mensen gingen vroeger met de auto op vakantie.

Slide 35 - Tekstslide

Vakantiegeld
Om genoeg geld voor de vakantie te hebben stel je een budget op: een financieel plan.
Het is belangrijk om rekening te houden hoeveel inkomen je de komende tijd hebt & wat je uitgaven zijn.
Ook het bestedingspatroon is belangrijk: hoe ga jij je geld uitgeven op vakantie? 

Slide 36 - Tekstslide

02:33
Wat is het brandstof van de treinen in 1900?
Wat is het brandstof van de treinen in 1900?

Slide 37 - Open vraag

Als jij op vakantie gaat hou je dan rekening met het weer?
Als jij op vakantie gaat hou je dan rekening met het weer?
Ja
Nee

Slide 38 - Poll

Weersomstandigheden
Het klimaat : het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.
Het weer: het geheel van meteorologische elementen die op een bepaalde plek & tijd voelbaar zijn.

Slide 39 - Tekstslide

Een weerman zegt: 'Het regent vandaag 3 mm in heel Nederland'. Dat is een voorbeeld van...
Een weerman zegt: 'Het regent vandaag 3 mm in heel Nederland'. Dat is een voorbeeld van...
A
Klimaat
B
Weer

Slide 40 - Quizvraag

Temperatuurfactoren
1) De breedteligging: de evenaar verdeelt de wereld in zuid & noord, waarbij dichtbij de evenaar het warmst is.
2) De hoogteligging: de zon verwarmt het aardoppervlak & niet de lucht, dus hoe hoger, hoe kouder.

Slide 41 - Tekstslide

Temperatuurfactoren
3) De land & zee verdeling: in het binnenland is het warmer dan bij de zee.
4)Gebergten: bergen vormen een scheiding tussen koude & warme lucht.

Slide 42 - Tekstslide

Temperatuurfactoren
5) Wind- en zeestromen: er is een verschil in hoeveel ieder gebied aan stromen krijgt op aarde.
6) Neerslag: water verplaatst zich constant door de waterkringloop.

Slide 43 - Tekstslide

Welke van de 4 elementen hoort NIET bij de waterkringloop?
Welke van de 4 elementen hoort NIET bij de waterkringloop?
A
De zon verwarmt het zeewater
B
Boven land komen wolken in aanraking met gebergten
C
Het zeewater blijft boven de zee hangen en koelt af
D
Het water gaat via rivieren en grondwater terug naar zee

Slide 44 - Quizvraag

Wat leerde ik in deze paragraaf?
  • Kan ik uitleggen welke ontwikkelingen ervoor gezorgd hebben dat wij anders reizen dan vroeger.
  • Kan ik de verschillende temperatuurfactoren noemen.
  • Kan ik uitleggen op welke wijze deze temperatuurfactoren de temperatuur en het klimaat beïnvloeden.
  • Kan ik de verschillen tussen een korte en een lange waterkringloop uitleggen.
Ik leerde...

Slide 45 - Tekstslide

§4 Entertainment

Slide 46 - Tekstslide

Wat leer ik in deze paragraaf?
  • Kan ik overeenkomsten en verschillen noemen tussen vormen van vermaak van vroeger en nu.
  • Kan ik een aantal moderne vormen van entertainment opsommen.
  • Kan ik benoemen wat de verschillen zijn tussen een abstracte en concrete markt.
  • Kan ik uitleggen wat sociale media precies is en welke invloed het op je kan hebben.
  • Kan ik aangeven wat amerikanisering betekent.
Ik leer...

Slide 47 - Tekstslide

Wat zijn voor jou dingen waarmee jij je vermaakt? 
Wat zijn voor jou dingen
waarmee jij je vermaakt?

Slide 48 - Woordweb

Vermaak
Vermaak is van alle tijden en is een secundaire levensbehoefte.
Games & apps vormen een abstracte markt.
Een abstracte markt: een markt waar een product of dienst wordt verkocht, maar geen sprake is van een fysieke ontmoetingsplek.

Slide 49 - Tekstslide

Wat is het verschil van een concrete markt ten opzichte van een abstracte markt?
Wat is het verschil van een concrete markt ten opzichte van een abstracte markt?
A
Een concrete markt is online
B
De concrete markt is op een vast tijdstip en plek
C
Een concrete markt heeft geen vaste koper
D
De concrete markt biedt een fysiek product aan

Slide 50 - Quizvraag

Commerciële beïnvloeding
Door middel van streaming vindt er veel commerciële beïnvloeding plaats.
Het voordeel van streamen is dat je het overal kunt krijgen.
De samenleving wordt steeds individualistischer door de komst van streamingsdiensten.

Slide 51 - Tekstslide

Waar komen de meeste films vandaan?
Waar komen de meeste films vandaan? 

Slide 52 - Open vraag

Amerikanisering
Amerikanisering: de Amerikaanse beïnvloeding van de cultuur met films, series & popmuziek.
Vandaag de dag komt veel Amerikanisering uit Silicon Valley.
Silicon Valley: het centrum van de sociale media- en techbedrijven.

Slide 53 - Tekstslide

2

Slide 54 - Video

De Nederlandse overheid moet meer geld uitgeven aan media en cultuur.
De Nederlandse overheid moet meer geld uitgeven aan media en cultuur.
Ja
Nee

Slide 55 - Poll

00:00
Welke Disney films ken jij?
Welke Disney films ken jij?

Slide 56 - Woordweb

00:23
Wat heeft Disney met Hollywood te maken?
Wat heeft Disney met Hollywood te maken?

Slide 57 - Open vraag

Wat leerde ik in deze paragraaf?
  • Kan ik overeenkomsten en verschillen noemen tussen vormen van vermaak van vroeger en nu.
  • Kan ik een aantal moderne vormen van entertainment opsommen.
  • Kan ik benoemen wat de verschillen zijn tussen een abstracte en concrete markt.
  • Kan ik uitleggen wat sociale media precies is en welke invloed het op je kan hebben.
  • Kan ik aangeven wat amerikanisering betekent.
Ik leerde...

Slide 58 - Tekstslide



Wat heb je geleerd deze les?
Wat heb je geleerd deze les?

Slide 59 - Open vraag




Wat vind je nog lastig?
Wat vind je nog lastig?

Slide 60 - Open vraag

Ik leerde...
  • Kan ik voorbeelden geven van de primaire en secundaire behoeften. 
  • Kan ik de werking van het hofstelsel uitleggen.
  • Kan ik uitleggen wat de Columbian Exchange is
  • Kan ik toelichten wat er in de Moderne Tijd veranderde aan de consumptie van voedsel onder de bevolking in West-Europa.
  • Kan ik uitleggen wat ultrabewerkt voedsel is en op welke wijze dit voor gezondheidsproblemen kan leiden.
  • Kan ik uitleggen waarom massaconsumptie de kleine bedrijven kon verdrijven.
  • Kan ik beschrijven wat de invloed van reclame en marketing is op consumenten.
  • Kan ik voor een bedrijf de vier P’s bespreken en verklaren.
  • Kan ik toelichten met welk gebied Nederland in de zeventiende eeuw handelde en welke problemen dit met zich meebracht.
  • Kan ik uitleggen welke ontwikkelingen ervoor gezorgd hebben dat wij anders reizen dan vroeger.
  • Kan ik de verschillende temperatuurfactoren noemen.
Wat leerde ik deze les?

Slide 61 - Tekstslide

Ik leerde...
  • Kan ik uitleggen op welke wijze deze temperatuurfactoren de temperatuur en het klimaat beïnvloeden.
  • Kan ik de verschillen tussen een korte en een lange waterkringloop uitleggen. 
  • Kan ik overeenkomsten en verschillen noemen tussen vormen van vermaak van vroeger en nu.
  • Kan ik een aantal moderne vormen van entertainment opsommen.
  • Kan ik benoemen wat de verschillen zijn tussen een abstracte en concrete markt.
  • Kan ik uitleggen wat sociale media precies is en welke invloed het op je kan hebben.
  • Kan ik aangeven wat amerikanisering betekent.
Wat leerde ik deze les?

Slide 62 - Tekstslide

Waar komen de afbeeldingen vandaan?
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/smiling-woman-reading-label-on-food-2258410857 
https://www.shutterstock.com/nl/image-illustration/3d-illustration-piece-green-land-isolated-2154647109
https://unsplash.com/photos/10-and-one-10-us-dollar-bill-SAYzxuS1O3M?
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/yawning-lioness-cubs-lying-savanna-grass-2200110161
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/woman-hand-holding-using-touch-mobile-2231827695










Slide 63 - Tekstslide