Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Twents Carmel College
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
leerjaar 4 Economie hst 2. les 2
2.2 Sparen of lenen
Geld moet rollen
1 / 13
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
In deze les zitten
13 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
2.2 Sparen of lenen
Geld moet rollen
Slide 1 - Tekstslide
Welke van de onderstaan de antwoorden is geen geldfunctie
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
rentemiddel
D
spaarmiddel
Slide 2 - Quizvraag
Een ander woord voor rood staan is
A
te goed
B
credit
C
in de plus
D
debet
Slide 3 - Quizvraag
Wat gaan we doen
- Tweetallen nakijken huiswerk opdracht 1 t/m 14
- klassikaal bespreken paragraaf 2.2 Sparen of lenen
- Maken huiswerk paragraaf 2.2 opdracht 15 t/m 28
Slide 4 - Tekstslide
Nakijken m.b.v. nakijkboek
- Tweetallen
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert wat sparen is en kunt de verschillende spaarmotieven benoemen
je leert wat rente is en waar de hoeveelheid rente van afhankelijk is
Je leert de rente te berekenen
Je leert wat lenen is en kunt de verschillende leenmotieven benoemen
Je leert wat leenvormen zijn en kunt er twee benoemen
Je leert rekenen met verschillende leenvormen
Slide 6 - Tekstslide
2.2 Sparen of lenen
Spaarmotieven;
- sparen voor de rente
- sparen voor een bepaald doel
- sparen uit voorzorg
Rente bedrag afhankelijk van;
- rentepercentage
- de hoogte van het spaarbedrag
- Hoelang je het geld spaart
Slide 7 - Tekstslide
Sparen of lenen?
Renteberekening
Rentebedrag = (rentepercentage : 100) x spaarbedrag x jaren
Voorbeeld= Meneer Boet heeft € 5.600 op zijn bankrekening. Hij krijgt 2,3 % rente. Hoeveel rente ontvangt hij per jaar
Uitwerking; € 5.600 : 100 x 2,3 = € 128,80
Slide 8 - Tekstslide
Wesley snijder heeft 28.000.000 op de bank en krijgt 1,85% rente.
Hoeveel rente ontvangt hij elk jaar?
A
€ 518.000
B
€ 51.800
C
€ 400.000
D
€ 1000.000
Slide 9 - Quizvraag
2.2 Sparen of lenen
kredietkosten
= alles wat je meer terugbetaald dan de lening. Een ander woord ervoor is
rente.
Leenmotieven
-
tijdkoop geld te kort
- hypothecaire lening
- geld lenen voor onverwacht uitgavenelijk geld te kort
- Aankoop van een duurzaam consumptiegoed
Slide 10 - Tekstslide
2.2 Sparen of lenen
Leenvormen
- persoonlijke lening
- koop op afbetaling
Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Slide 11 - Tekstslide
Victor wil een scooter kopen en leent € 5000. Deze betaald hij in 120 mnd terug. Elke maand 56,30. Hoeveel zijn de krediet kosten
A
756
B
1756
C
2765
D
1856
Slide 12 - Quizvraag
Aan de slag
Maken paragraaf 2.2 opdracht 15 t/m 28
extra aandacht voor opdr. 20, 21, 22, 23 en 26 allen rekenvragen
Slide 13 - Tekstslide