Twents Carmel College

Gaswisseling en Uitscheiding BS1: Gaswisseling

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 1: Gaswisseling

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 54 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 1: Gaswisseling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
  3. Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt en hoe zuurstof naar de cellen wordt vervoerd.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaswisseling = opname en afgifte van gassen aan de lucht. Dit gebeurt in de longblaasjes.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neusslijmvlies met trilhaarepitheel
Slijmlaag houden stoffen vast. Trilharen bewegen stoffen naar buiten.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het neusslijmvlies vinden we ook de reukzintuigen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijholten
De neusholte is verbonden met bijholten, welke ook slijm produceren, wat afgevoerd wordt door de neusholte. Bij verkoudheid zwelt het neus- en bijholteslijmvlies op, de uitgangen van de bijholten worden afgesloten en je hebt dat verstopte neus gevoel.
Andere functies van de bijholten kunnen zijn, o.a. resonantie bij het praten en de schedel lichter maken. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stembanden

Slide 7 - Tekstslide

Stembanden kunnen bewegen om de stemspleet nauwer of wijder te maken
Om geluid te maken breng je de stembanden dichtbij elkaar. Dan wordt de uitgedemde lucht in trilling gebracht
Hoe strakker ze staan hoe meer trilling. 
Hoe meer trilling hoe hoger het geluid.
Strottenhoofd met stembanden
Stembanden zijn stevige vliezen.
Deze vormen van klanken in samenwerking met tong, tanden, lippen, mondholte en de neus.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt lucht in je longen?
  1. Eerst komt de lucht in je neusholte of mondholte.
  2. Via de keelholte komt de lucht in je luchtpijp. In de wand van de luchtpijp zitten ringen kraakbeen.
  3. De luchtpijp splitst zich in twee luchtpijptakken, de bronchiën.
  4. In de longen verdeelt elke bronchie zich in kleinere buisjes, de bronchiolen (= luchtpijptakjes).
  5. Aan het einde van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes (= alveoli).

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van Fick
BINAS 83A
Wet van Fick: n=D*A*(Δc/Δx)

Hoe groter het diffusieoppervlak, de diffusiecoëfficiënt en het concentratieverschil hoe groter de diffusiesnelheid.
Hoe groter de diffusieafstand hoe kleiner de diffusiesnelheid.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

O2 bindt aan hemoglobine


HbO2 = oxyhemoglobine
CO2  wordt H+ en HCO3-
H+ bindt aan oxyhemoglobine
HCO3- in bloedplasma
Hb laat O2 los
Transport O2

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diffusie van gassen
Doordat zuurstof vooral bindt aan Hb in het bloedplasma rond de longblaasjes, blijft er altijd een concentratieverschil tussen het alveolaire vocht en het bloedplasma.
Dit is voordelig voor de diffusie!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Vraag 1 t/m 6

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
  3. Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt en hoe zuurstof naar de cellen wordt vervoerd.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transport CO2
  • Longhaarvaten opgeloste CO2 vanuit bloedplasma naar alveolaire vocht.
  • Hemoglobine gebonden CO2 en H+ komt vrij.
  • HCO3- vanuit bloedplasma naar rode bloedcellen, vormt H2CO3 met H+ , wordt door koolzuuranhydrase meteen gesplitst in CO2 en H20.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partiële druk: pO2 en pCO
0% Hb
100% HbO2

100% Hb
0% HbO2

Een klein beetje zuurstof lost op in bloedplasma, het grootste deel wordt gebonden aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen.

Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven bij dezelfde zuurstofdruk.
Bohr-effect = hogere afgifte O2 door oxyHb vanwege hogere temperatuur of pCO2

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gaswisseling bij insecten
Sterk vertakte buizen 
(= tracheeën) die O2 tot aan de individuele cellen transporteren.  De opening van een trachee aan de buitenzijde van het lichaam heet een stigma 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenstroomprincipe

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaswisseling bij vissen
Geen longen maar kieuwen

kieuw = kieuwboog met kieuwplaatjes. 

Plooien in kieuwplaatjes = kieuwlamellen.

Als water langs deze kieuwlamellen stroomt dan nemen de bloedvaatjes hierin daar zuurstof uit.

Gebruik van het tegenstroomprincipe

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken: 7 t/m 13

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
  3. Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt en hoe zuurstof naar de cellen wordt vervoerd.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De borstholte

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rustig in- en uitademen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diep in- en uitademen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Basisstof 4: De lever
Lesopbouw:
Lessonup met:
Uitleg bouw en functie lever
video
zelfsturend werken

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen
Je kent de bouw van de lever.
Je kunt uitleggen wat functies zijn van de lever.
Je kunt uitleggen hoe de lever bijdraagt aan het constant houden van het glucosegehalte van het bloed.
Je kunt uitleggen welke rol de lever speelt bij de verwerking van aminozuren en lipiden.
Je kunt de vorming en functie van gal uitleggen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet de lever eruit?
Zeshoekige leverlobjes
1mm afmeting
Galgangen/poortader en leverslagader
Afvoer geproduceerde gal
Tak van de leverader
Onderste holle ader
De levercellen opname en afgifte stoffen --> bloed

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Functies van de lever
  • Gal - galblaas - twaalfcingerige darm
  • rode bloedcellen - bilirubine (galwegen)+ ijzer (ferritine - opslag)
  • opslag - vitaminen, mineralen en glycogeen - bloedsuikerspiegel
  • eiwitstofwisseling - transaminering - overbodige AZ - desaminering (ammoniak - ureum)
  • lipidenstofwisseling - cholesterolconcentratie - galzure zouten/steroidhormonen/vit D
  • stollingsfactoren - fibronigeen en protrombine
  • detoxificatie - onwerkzaam (alcohol) of opslag (kwik) - levercirrose - vetopslag

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking van gifstoffen
  • Gifstoffen afbreken:
  • Medicijnen, alcohol en drugs.

  • Afbraak geleidelijk, soms gaat het meerdere malen door de lever.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poortader
De poortader loopt van de verteringsorganen naar de lever.

Erg belangrijk: 
Nu kan de lever :
direct controleren of er geen gifstoffen inzitten
De gifstoffen afbreken
Glucose opslaan als glycogeen (zodat je suikergehalte in je bloed niet te hoog wordt)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bst 4 de nieren
leerdoelen: 
de bouw,werking en functie van de nieren en urinewegen kunnen beschrijven
de invloed van de nieren op de homeostase van het lichaam kunnen beschrijven 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

binas
85 A de nieren
85 B samenstelling bloedplasma en urine
85 C concentratieveranderingen in een niereenheid, nefron
85 D osmoregulatie

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van de nier

Nier is opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen:

  • Nierkapsel
  • Nierschors 
  • Niermerg 
  • Nierbekken

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Werking van de nieren
Afvalstoffen uit het bloed zuiveren (zoals zouten)

Niermerg en nierschors maken hier urine van
Urine wordt verzameld in de nierbekkens

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes   ->  nierader  ->

--> onderste holle --> Hart




Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming van urine

Lichaam van Malpighi

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman wordt geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lus van Henle
- Verzamelbuis

Vergelijk BINAS 85C

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


De ultrafiltratie in lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde daalt)

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming urine

De urine vorming hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urine

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurineNa terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over: 1,5 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nierslagader


  • Veel glucose
  • Veel zuurstof
  • Weinig koolstofdioxide
  • Veel ureum

Nierader


  • Weinig glucose
  • Weinig zuurstof
  • Veel koolstofdioxide
  • Weinig ureum


Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterhuishouding & hormonen
  • ADH: Antidiuretisch hormoon -> Anti-plashormoon
  • Te hoge osmotische waarde bloed gemeten in hypothalamus -> ADH -> wand verzamelbuisje meer permeabel voor water -> water vanuit voorurine naar niermerg/bloed -> minder urineproductie -> osmotische waarde daalt
  • Alleen bij een te hoge osmotische waarde

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige uitscheidingsorganen

Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten

Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen

Longen: uitscheiding  van koolstofdioxide

Huid: uitscheiding van water en zouten

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies