In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
PTA Transport
10 maart (b-groep) en 11 maart (a-groep)
Slide 1 - Tekstslide
In welke bestanddelen van het bloed komen celkernen voor?
A
Alleen in rode bloedcellen
B
Alleen in witte bloedcellen
C
In rode bloedcellen en in bloedplaatjes
D
In rode bloedcellen en in witte bloedcellen
Slide 2 - Quizvraag
De kans op het knappen van een zwakke plek is in de aorta veel groter dan in een holle ader. Waardoor wordt dit veroorzaakt?
A
De bloeddruk in de aorta is veel hoger dan in een holle ader
B
De wand van de aorta is dunner dan de wand van een holle ader
C
Het bloed in de aorta bevat meer zuurstof dan dat in een holle ader
Slide 3 - Quizvraag
In bloedvat 5 bevindt zich een rode bloedcel. In welk van de genummerde bloedvaten komt deze rode bloedcellen het eerst terecht na bloedvat 5?
A
In bloedvat 3
B
In bloedvat 4
C
In bloedvat 6
D
In bloedvat 7
Slide 4 - Quizvraag
Is de aorta een ader of een slagader? Vervoert de aorta zuurstofarm of zuurstofrijk bloed?
A
De aorta is een ander die zuurstofarm bloed vervoert.
B
De aorta is een ader die zuurstofrijk bloed vervoert.
C
De aorta is een slagader die zuurstofarm bloed vervoert.
D
De aorta is een slagader die zuurstofrijk bloed vervoert.
Slide 5 - Quizvraag
In welk bloedvat wisselt het glucosegehalte van het bloed het sterkst in de loop van een etmaal?
A
In de leverader
B
In de leverslagader
C
In de poortader
Slide 6 - Quizvraag
Hoe heet het onderdeel dat is aangegeven met nummer 3? En is dit een ader of een slagader
A
longslagader, slagader
B
longader, ader
C
Aorta, ader
D
Aorta, slagader
Slide 7 - Quizvraag
Sommige soorten slangengif kunnen stolling van het bloed in de bloedvaten tot gevolg hebben. Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
De bloedplaatjes
B
de rode bloedcellen
C
de witte bloedcellen
Slide 8 - Quizvraag
Welke van de genummerde bloedvaten maken deel uit van de kleine bloedsomloop?
A
Alleen 1 en 10
B
Alleen 2 en 11
C
alleen 3 en 12
Slide 9 - Quizvraag
Papegaaienziekte wordt door een bacterie veroorzaakt. Papegaaien en andere vogels kunnen de ziekte op mensen overbrengen via besmette deeltjes in de lucht. Als iemand die besmette deeltjes inademt, kunnen de bacteriën via de longen in het bloed terechtkomen. De ziekte geeft soms alleen griepachtige verschijnselen, maar kan ook zeer ernstig zijn.
Vanuit de longen komen de bacteriën met het bloed in het hart terecht. In welk deel van het hart komen de bacteriën dan het eerst binnen?
A
in de linkerboezem
B
in de linkerkamer
C
in de rechterboezem
D
in de rechterkamer
Slide 10 - Quizvraag
Wat is hun functie? Vul de tabel in.
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
bloedstolling
zuurstoftransport
bestrijden van ziekteverwekkers
Slide 11 - Sleepvraag
Welke van de genummerde bloedvaten zijn slagaders?
A
1 , 2 , 4, 5, 6, 7, 8, 9, 12
B
3, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18
Slide 12 - Quizvraag
Welke van de genummerde bloedvaten geeft de poortader aan?
A
5
B
6
C
14
D
16
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de functie van rode bloedcellen?
A
bloedstolling
B
ziekte verwekkers bestrijden
C
zuurstoftransport
Slide 14 - Quizvraag
Welke van de genummerde bloedvaten vervoeren zuurstofrijk bloed?
A
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
B
10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18
Slide 15 - Quizvraag
bloed wat vanuit de bovenste holle ader en onderste holle ader in de rechterboezem (5) stroomt is zuurstofarm of zuurstofrijk?
A
zuurstofrijk
B
zuurstofarm
Slide 16 - Quizvraag
Waar of niet waar? De linkerkamer moet krachtiger samentrekken dan de rechterkamer om het bloed naar alle delen van het lichaam te pompen. De rechter kamer pompt het bloed alleen naar de longen. Daardoor is de wand van de linkerkamer dikker dan de wand van de rechterkamer.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Met welke cijfers zijn de kamers van het hart aangegeven? En met welke de boezems?