Twents Carmel College

HA3: Grammatica zinsdelen: bijvoeglijke bijzin

Grammatica zinsdelen
bijvoeglijke bijzin
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen
bijvoeglijke bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Doel

Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is

Je weet wat een bijvoeglijke bepaling is

Je weet wat een bijvoeglijke bijzin is


Je kunt bovenstaande dingen in een zin benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Kijk eens naar deze korte zinnetjes:

een grappige hond

een moeilijke zin

een fantastische prestatie


Je ziet een lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord


Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling

Een  bijvoeglijke bepaling is een woordgroepje dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord


Bijvoorbeeld:

De lerares uit Denekamp komt vandaag met de auto

Ik koop deze cd van Taylor Swift.
Let op:
 Ik koop deze cd op Marktplaats. -> Wat is 't verschil?

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
  • Een bijv. bijzin zegt ook iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het is een zin en heeft dus een onderwerp en een pv.


Bijvoorbeeld:

De jongen die gisteren een ongeluk kreeg, ligt in het ziekenhuis.

Het enige dat hij zich nog kan herinneren, is de aanrijding.



Slide 5 - Tekstslide

Even testen


Zit er in de volgende zin een

- bn (bijvoeglijk naamwoord)

- bijv. bep. (bijvoeglijke bepaling)

- bijv. bijzin (bijvoeglijke bijzin)

Slide 6 - Tekstslide


Meneer Tibben is een akelige man.
A
bn
B
bijv. bep
C
bijv. bijzin

Slide 7 - Quizvraag

Meneer Tibben is een akelige man

Wat is het bn?

Slide 8 - Open vraag


De band die deze liedjes maakt, is gestopt.
A
bn
B
bijv. bep
C
bijv. bijzin

Slide 9 - Quizvraag

De band die deze liedjes maakt, is gestopt.

Welk stuk is de bijvoeglijke bijzin?

Slide 10 - Open vraag

Ingrid wil trouwen met een man die lief voor haar is.
A
bn
B
bijv. bep
C
bijv. bijzin

Slide 11 - Quizvraag

Ingrid wil nu trouwen met een man die lief voor haar is.

Welk stuk is de bijvoeglijke bijzin?

Slide 12 - Open vraag

Zij ontmoet uiteindelijk een man uit Leiden.
A
bn
B
bijv. bep.
C
bijv. bijzin.

Slide 13 - Quizvraag

Zij kiest uiteindelijk de man uit Leiden.

Welk stuk is de bijvoeglijke bepaling?

Slide 14 - Open vraag

De gesloopte fiets lag in de sloot.

Maak van het bijvoeglijk naamwoord in deze zin eerst een bijvoeglijke bepaling en daarna een bijvoeglijke bijzin.

Slide 15 - Open vraag

Evaluatie

Slide 16 - Tekstslide

Geef met eigen woorden aan wat het verschil is tussen een bn, bijv. bep en een bijv. bijzin

Slide 17 - Open vraag

Ik snap het!
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll