Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Twents Carmel College
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Formatieve toets woordenschat set 1 t/m 10
Formatieve toets
Woordenschat set 1 t/m 10
woord 1 t/m 100
1 / 20
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 3
In deze les zitten
20 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Formatieve toets
Woordenschat set 1 t/m 10
woord 1 t/m 100
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent aanbevelen?
A
met belangstelling
B
aanprijzen
C
met veel mensen
D
bewijzen
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent
aanvankelijk
A
iets vangen
B
vinden zonder dat je er naar zoekt
C
eerst, in het begin
D
beginnen
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent afwisselen
A
apart
B
van tanden wisselen
C
steeds iets anders doen
D
veranderen
Slide 4 - Quizvraag
Wat betekent het belang?
A
iets wat iemand belangrijk vindt
B
wat je nodig hebt
C
niet echt
D
zeker
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent beredeneren?
A
eenvoudigweg
B
iets wat iemand belangrijk vindt
C
een naam of officiële functie geven
D
argumenten, of redenen geven
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent bovenstaand?
A
uit de hoogte
B
op de eerste plaats
C
wat hierboven staat
D
titel
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekent
dankzij?
A
dankjewel
B
door toedoen van
C
iemand niet vergeten
D
te wijten
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent datgene?
A
dat; ter aanduiding van wat erna wordt beschreven
B
de bedoeling; wat je wilt bereiken
C
iets wat je goed kunt gebruiken
D
diegene
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent doelstelling
A
wat je wilt bereiken
B
goal
C
bezig blijven
D
hulpmiddel
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent evenals
A
2, 4, 6, 8, 10, 12
B
ook; net als
C
mogelijk
D
een keer
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent
garanderen?
A
gebeuren
B
gebruiken
C
beloven
D
bereiken
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent hoewel?
Slide 13 - Open vraag
Wat betekent gedurende?
Slide 14 - Open vraag
Wat betekent duidelijk maken
Slide 15 - Open vraag
Wat betekent een rol spelen?
Slide 16 - Open vraag
Wat betekent centraal?
Slide 17 - Open vraag
Wat betekent
afzonderlijk?
Slide 18 - Open vraag
Wat betekent aanbieden?
Slide 19 - Open vraag
Wat betekent afgeven?
Slide 20 - Open vraag