Plantenkennis

• Biologie
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Plantenkennis

In deze les gaan we het hebben over planten.

Wat zijn houtige planten en kruidachtige planten.

Wat zijn Nevengroepen.

Welke plant waar.

Toets over houtige en kruidachtige planten.

Hoe ziet een opbouw van een plant eruit.

Hoe herken je een plant.

Welke bladvormen er zijn.

Functie van knoppen en bloemen. 

Hoe komt een plant aan zijn Latijnse naam.

Indeling

Planten zijn ingedeeld in 2 hoofdgroepen.

        Houtachtige planten.

        Kruidachtige planten.

Houtachtige planten

Houtachtige planten hebben stevige, houtige takken. Dit is een kenmerk van houtige planten.

Nevengroepen

Binnen de hoofdgroep houtachtige planten kun je weer kleinere groepen maken. Die noem je nevengroepen:

Bomen

Heesters en Rozen

Coniferen

Klimplanten/slingerplanten/leiplanten

Ericaceeën (heideplanten)

Boom, Eik

Heester, Vlinderstruik

Coniferen, Thuja brabant

Klimplanten, Klimop

Slingerplant, Blauwe regen.

Leiplanten, Clematis

Ericaceeën, Heide

Rozen.

Kruidachtige planten.

Het belangrijkste kenmerk van kruidachtige planten is dat ze zachte stengels hebben.

    Veel kruidachtige planten sterven in de winter boven de grond af. Een voorbeeld is gras

Nevengroepen.

Grassen.

Eenjarige planten.

Tweejarige planten.

Vaste planten.

Bollen en knollen.

Waterplanten.

Grassen, Lampepoetser.

Eenjarige plant, Afrikaantje

Tweejarige, Vingerhoedsplant

Vaste planten, vrouwenmantel

Bloembollen.

Knollen.

Waterplanten, Waterlelie.

Perkplant

Kuip planten.

Borderplanten.

Snijbloemen.

Rotsplanten.

Klimplanten.

Bodembedekker.

Waterplant, Waterlelie

Overplant, lisdodde

Nogmaals op een rij

Perkplant.

Kuipplant.

Borderplant.

Snijbloem.

Rotsplant.

Klimplant.

Bodembedekker.

Waterplant.

Oeverplant.

Volgende week een toets over deze onderdelen.

Wat heeft een plant niet nodig in de grond

1. Water
2. Lucht
3. Licht
4. Voeding