Herhalen H1 en H2 - 4GTL

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

Herhalen H1 en H2 - 4GTL

Merle Conti

Primaire inkomens

Secundaire inkomens

Netto inkomen

Brutoloon

Huuropbrengst

Zakgeld

Kinderbijslag

Wat is geen P uit de marketingmix?

1. Product
2. Promotie
3. Productie
4. Prijs

Het deel van je inkomen wat je vrij kunt uitgeven, noem je:

1. Netto inkomen
2. Besteedbaar inkomen
3. Vrij inkomen
4. Bruto inkomen

Je loont stijgt met 1,2%. Wat is dan de groeifactor?

1. 101,2
2. 1,2
3. 1,12
4. 1,012

De Lorenzcurve geeft de inkomensverdeling van een land weer.

Stelling: Hoe dichter de lijn staat bij de diagonale lijn, hoe kleiner de inkomensverschillen zijn.

1. Waar
2. Niet waar

De prijs van cola stijgt van €1,68 naar €1,89 per flesje. Hoe bereken je de prijsverhoging in %?

1. 1,89 - 1,68/1,68 x 100
2. 1,68 / 1,89 x 100
3. (1,68 - 1,89)/1,68 x 100
4. (1,89 - 1,68)/1,68 x 100

In welk geval daalt je koopkracht?

1. Loondaling 1% en prijzendaling 2%
2. Loonstijging 1% en prijsstijging 1%
3. Loonstijging 2%, prijsstijging 3%
4. Loonstijging 2% en prijsstijging 1%

Aan welke uitgavens-
categorie geeft de
consument het
meeste geld uit?

1. Kleding
2. Huisvesting
3. Overig
4. Voeding

Kies wat oorzaken van inflatie kunnen zijn.

1. De wereldmarktprijs van olie daalt
2. De belasting op energie stijgt met 2,4%
3. Lonen stijgen volgens de cao met 2,8%
4. Bedrijven kunnen de vraag naar producten niet aan.

Wie geeft adviezen over afstemming tussen inkomsten en uitgaven?

1. CBS
2. CPB
3. Nibud
4. ECB

Wat voor uitgave is de aanschaf van een wasmachine?

1. Dagelijkse uitgaven
2. Vaste lasten
3. Incidentele uitgaven
4. Afschrijvingskosten

Willie verdient €40,50 per week. Hoeveel verdient hij per maand?

1. €162,00
2. €170,10
3. €122,00
4. €175,50

Je bouwt een buffer op voor onvoorziene uitgaven. Welk spaarmotief hoort hier bij?

1. Sparen voor een doel
2. Sparen voor rente
3. Sparen voor veiligheid
4. Sparen uit voorzorg

Bij een spaardeposito is er sprake van:

1. Enkelvoudige rente
2. Meervoudige rente

De prijzen stijgen met 2%. Je ontvangt 1,2% rente. Dan verandert de waarde van je spaargeld met 0,8%. Dit noem je de ___________

1. Nominale rente
2. Inflatie
3. Reële rente
4. Samengestelde rente

Rendement is een ander woord voor _

1. Waarde
2. Winst
3. Zekerheid
4. Beleggen

Waar staat ECB voor?

1. Eerste Consumenten Bank
2. Europese Centrale Bank
3. Europese Consumenten Bank
4. Eerste Centrale Bank

Centrale bank van de eurozone 

De ECB bepaalt voor alle landen de basis rente. Op deze manier houden ze de inflatie onder controle. 

ECB verhoogt de rente. Welke redenen kan de ECB hebben om dit te doen?

1. De ECB wil dat consumenten meer gaan besteden.
2. De ECB wil dat consumenten minder gaan besteden.
3. De ECB wil dat de inflatie hoger wordt.
4. De ECB wil dat de inflatie lager wordt.

Leg het verdienmodel van de bank in je eigen woorden uit.

Vereenvoudig de volgende formule:
Kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet

Noem een voorbeeld van duurzaam consumeren.