Twents Carmel College

Les 4 Bezittelijke vnw

Pak je schrift en boek voor je. We beginnen samen vandaag!
Today: 
  • Uitleg grammatica
  • Uitleg toets m.b.v. boek
  • Zelfstandig werken in learnbeat
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je schrift en boek voor je. We beginnen samen vandaag!
Today: 
  • Uitleg grammatica
  • Uitleg toets m.b.v. boek
  • Zelfstandig werken in learnbeat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Write this in your notebook
 my - mijn
your - jouw
his - zijn
her - haar
its - zijn/haar
our - onze
your - jullie
their - hun

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijke voornaamwoorden in het Engels
Possessive pronouns

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Vertalen van bezittelijke voornaamwoorden: my, your, his naar het Engels 
- Toepassen van deze voornaamwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Leg aan de leerlingen uit wat ze aan het einde van de les zullen kunnen doen.
What do you already know about bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
- Bezittelijke voornaamwoorden geven aan van wie iets is
- In het Engels zijn de meest gebruikte: my, your en his

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat bezittelijke voornaamwoorden zijn en geef voorbeelden.
My
- Vertaling: mijn
- Voorbeeld: This is my book.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit dat 'my' wordt gebruikt om bezit aan te geven van de spreker.
Your
- Vertaling: jouw
- Voorbeeld: Is this your pencil?

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit dat 'your' wordt gebruikt om bezit aan te geven van de persoon waartegen je spreekt.
His
- Vertaling: zijn
- Voorbeeld: His car is blue.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit dat 'his' wordt gebruikt om bezit aan te geven van een mannelijk persoon.
Oefening
Vertaal de volgende zinnen van het Nederlands naar het Engels:
1. Dit is mijn huis.
2. Jouw tas is rood.
3. Zijn hond is groot.

tas = bag
groot = big

Slide 10 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de oefening maken.
Antwoorden oefening
1. This is my house.
2. Your bag is red.
3. His dog is big.

Slide 11 - Tekstslide

Overloop samen met de leerlingen de antwoorden van de oefening.
Toepassing
Geef bij elke afbeelding een zin met een bezittelijk voornaamwoord. Voorbeeld: This is his bike.

Slide 12 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes een zin bedenken bij elke afbeelding. Laat enkele leerlingen hun zinnen voorlezen.
werkwoord to have
Dit werkwoord staat op je uitlegblad.
I have
You have
She/he/it has
We have
You have
They have

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga naar learnbeat
Gebruik de klascode om erin te komen
Maak 1.1 A 
Niet af is huiswerk!
Snel klaar? Ga dan verder met  1.1 B


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 1 ding op dat je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.